Oefening 1: Uitroepende zinnen met werkwoorden
2. To *běžíš* rychle! (Gebruik het werkwoord ‘rennen’ in de tegenwoordige tijd)
3. Jak *jsi* chytrý! (Gebruik het hulpwerkwoord om ‘jij bent’ te vormen)
4. To *bolí* opravdu hodně! (Gebruik het werkwoord ‘pijn doen’ in de tegenwoordige tijd)
5. Jak *voní* ta květina! (Gebruik het werkwoord ‘ruiken’ in de tegenwoordige tijd)
6. To *padá* velký sníh! (Gebruik het werkwoord ‘vallen’ in de tegenwoordige tijd)
7. Jak *můžeš* být tak rychlý! (Gebruik het werkwoord ‘kunnen’ in de tegenwoordige tijd)
8. To *je* úžasné! (Gebruik het werkwoord ‘zijn’ in de tegenwoordige tijd)
9. Jak *září* slunce! (Gebruik het werkwoord ‘schijnen’ in de tegenwoordige tijd)
10. To *bolí* jako oheň! (Gebruik het werkwoord ‘pijn doen’ in de tegenwoordige tijd)
Oefening 2: Uitroepende zinnen met bijvoeglijke naamwoorden
2. To je *velká* radost! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘groot’ in vrouwelijk geslacht)
3. Jak *chladný* je tento vítr! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’ in mannelijk geslacht)
4. To je *skvělá* zpráva! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘geweldig’ in vrouwelijk geslacht)
5. Jak *hladký* je ten povrch! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘glad’ in mannelijk geslacht)
6. To je *světlá* místnost! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘licht’ in vrouwelijk geslacht)
7. Jak *silný* je ten vítr! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘sterk’ in mannelijk geslacht)
8. To je *dobrá* zpráva! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ in vrouwelijk geslacht)
9. Jak *teplý* je ten čaj! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘warm’ in mannelijk geslacht)
10. To je *krásná* krajina! (Gebruik het bijvoeglijk naamwoord voor ‘mooi’ in vrouwelijk geslacht)