Oefening 1: Uitroepende zinnen met werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. Ako rýchlo *bežíš*! (Let op: werkwoord ‘lopen/rennen’ in tegenwoordige tijd)
3. To *vyzerá* úžasne! (Let op: werkwoord ‘uitzien’ in tegenwoordige tijd)
4. Čo to *robíš*! (Let op: werkwoord ‘doen/maken’ in tegenwoordige tijd)
5. Ako pekne *spievaš*! (Let op: werkwoord ‘zingen’ in tegenwoordige tijd)
6. Kde *je* tvoj batoh?! (Let op: werkwoord ‘zijn’ in tegenwoordige tijd)
7. Aký veľký *je* ten dom! (Let op: werkwoord ‘zijn’ in tegenwoordige tijd)
8. Koľko *má* rokov? (Let op: werkwoord ‘hebben’ in tegenwoordige tijd)
9. Ako dobre *varíš*! (Let op: werkwoord ‘koken’ in tegenwoordige tijd)
10. Prečo *plačeš*! (Let op: werkwoord ‘huilen’ in tegenwoordige tijd)
Oefening 2: Uitroepende zinnen met bijvoeglijke naamwoorden en uitroepingen
2. Aký *silný* vietor! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor kracht)
3. Bože, aká *krásna* si! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor schoonheid)
4. To je naozaj *smutné*! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor verdriet)
5. Aký *teplý* deň máme! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor temperatuur)
6. S akou *rýchlosťou* beží! (Let op: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord voor snelheid)
7. Ako *hlúpe* to je! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor domheid)
8. To je *neuveriteľné*! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor ongeloof)
9. Aký *sladký* med! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor smaak)
10. To je naozaj *ťažké*! (Let op: bijvoeglijk naamwoord voor moeilijkheid)