Oefening 1: Uitroepende zinnen met ‘de’ en uitroeptekens
2. Jaj, mennyire *hideg* van ma! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’).
3. Ó, milyen nagy *a* kutya! (Gebruik het juiste lidwoord voor ‘kutya’ – hond).
4. Te jó ég, mennyire *finom* ez a süti! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘lekker’).
5. De *gyorsan* futsz! (Gebruik het juiste bijwoord voor ‘snel’).
6. Jaj, milyen szép *az* új ruha! (Gebruik het juiste lidwoord voor ‘ruha’ – jurk).
7. De *hideg* a víz! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’).
8. Ó, mennyire *boldog* vagyok! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘gelukkig’).
9. Jaj, milyen hosszú *az* út! (Gebruik het juiste lidwoord voor ‘út’ – weg).
10. De *messze* van a város! (Gebruik het juiste bijwoord voor ‘ver’).
Oefening 2: Uitroepende zinnen met emoties en uitroepwoorden
2. Jaj, mennyire *szép* a virág! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘mooi’).
3. Nahát, milyen *érdekes* ez a könyv! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘interessant’).
4. Te jó ég, milyen *rossz* az idő! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘slecht’).
5. Hú, mennyire *erős* vagy! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘sterk’).
6. Jaj, milyen *édes* a baba! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘lief’).
7. Nahát, milyen *gyorsan* telik az idő! (Gebruik het juiste bijwoord voor ‘snel’).
8. Hű, milyen *hideg* a levegő! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’).
9. Te jó ég, milyen *szépen* zenél! (Gebruik het juiste bijwoord voor ‘mooi’ bij een werkwoord).
10. Jaj, milyen *boldog* vagy! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘gelukkig’).