Oefening 1: Transitieve werkwoorden in tegenwoordige tijd
2. Sita *lekhdai chha* patra. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘schrijven’ in de tegenwoordige tijd.)
3. Mahila *kinchha* phool. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘kopen’ in de tegenwoordige tijd.)
4. Chora *parcha* kitāb. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘nemen’ in de tegenwoordige tijd.)
5. Ramailo *garchha* khel. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘doen/maken’ in de tegenwoordige tijd.)
6. Baba *padhāunchhan* chora. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘leren/onderwijzen’ in de tegenwoordige tijd.)
7. Usle *deko* tyo kitab. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘geven’ in de tegenwoordige tijd.)
8. Timī *herchhau* khel. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘kijken’ in de tegenwoordige tijd.)
9. Hamīle *bujhchhau* kura. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘begrijpen’ in de tegenwoordige tijd.)
10. U *banauchha* ghar. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘bouwen’ in de tegenwoordige tijd.)
Oefening 2: Transitieve werkwoorden in verleden tijd
2. Sitalai *lekheko* patra thiyo. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘schrijven’ in de verleden tijd.)
3. Mahilāle *kinyo* phool. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘kopen’ in de verleden tijd.)
4. Chora le *liye* kitāb. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘nemen’ in de verleden tijd.)
5. Ramailo le *garyo* khel. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘doen/maken’ in de verleden tijd.)
6. Baba le *padhāeko* chora thiyo. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘leren/onderwijzen’ in de verleden tijd.)
7. Usle *diyeko* tyo kitab thiyo. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘geven’ in de verleden tijd.)
8. Timī le *herye* khel. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘kijken’ in de verleden tijd.)
9. Hamīle *bujhe* kura. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘begrijpen’ in de verleden tijd.)
10. U le *banāyo* ghar. (Hint: Gebruik het werkwoord ‘bouwen’ in de verleden tijd.)