Oefening 1: Telbare zelfstandige naamwoorden in enkelvoud en meervoud
2. Jij ziet *இரு பூனைகள்* in de tuin. (Hint: Gebruik het woord voor ’twee katten’ meervoud in het Tamil.)
3. Hij eet *மூன்று ஆப்பிள்கள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘drie appels’ meervoud in het Tamil.)
4. Wij hebben *நான்கு வீடுகள்* bezocht. (Hint: Gebruik het woord voor ‘vier huizen’ meervoud in het Tamil.)
5. Jullie lezen *ஐந்து பத்திரிகைகள்* elke dag. (Hint: Gebruik het woord voor ‘vijf kranten’ meervoud in het Tamil.)
6. Zij heeft *ஆறு குழந்தைகள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘zes kinderen’ meervoud in het Tamil.)
7. Ik zie *ஏழு பறவைகள்* vliegen. (Hint: Gebruik het woord voor ‘zeven vogels’ meervoud in het Tamil.)
8. Jij koopt *எட்டு சோம்பல்கள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘acht broden’ meervoud in het Tamil.)
9. Hij vindt *ஒன்பது பிள்ளைகள்* op het feest. (Hint: Gebruik het woord voor ‘negen kinderen’ meervoud in het Tamil.)
10. Wij tellen *பத்து பேர்கள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ’tien mensen’ meervoud in het Tamil.)
Oefening 2: Correct gebruik van telbare zelfstandige naamwoorden met getallen
2. Jij koopt *மூன்று கார்கள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘drie auto’s’ meervoud in het Tamil.)
3. Hij eet *நான்கு காய்கறிகள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘vier groenten’ meervoud in het Tamil.)
4. Wij zien *ஐந்து பறவைகள்* in de lucht. (Hint: Gebruik het woord voor ‘vijf vogels’ meervoud in het Tamil.)
5. Jullie hebben *ஆறு புத்தகங்கள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘zes boeken’ meervoud in het Tamil.)
6. Zij vinden *ஏழு பூனைகள்* in het park. (Hint: Gebruik het woord voor ‘zeven katten’ meervoud in het Tamil.)
7. Ik koop *எட்டு பானைகள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘acht potten’ meervoud in het Tamil.)
8. Jij leest *ஒன்பது கடிதங்கள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘negen brieven’ meervoud in het Tamil.)
9. Hij telt *பத்து குழந்தைகள்*. (Hint: Gebruik het woord voor ’tien kinderen’ meervoud in het Tamil.)
10. Wij zien *ஒரு சந்திரன்*. (Hint: Gebruik het woord voor ‘één maan’ in het Tamil.)