Oefening 1: Telbare zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud en meervoud
2. Wana *vitabu* vitatu darasani. (Gebruik het meervoud voor meerdere boeken)
3. Yeye ana *tunda* moja la embe. (Gebruik het enkelvoud voor één vrucht)
4. Watoto wanakula *matunda* mengi. (Gebruik het meervoud voor veel vruchten)
5. Mwalimu ana *kalamu* moja mwandoni. (Gebruik het enkelvoud voor één pen)
6. Wanafunzi wana *kalamu* nyingi mezani. (Gebruik het meervoud voor veel pennen)
7. Baba ana *ng’ombe* wawili shambani. (Gebruik het meervoud voor twee koeien)
8. Shamba lina *ng’ombe* mmoja tu. (Gebruik het enkelvoud voor één koe)
9. Mji una *magari* manne. (Gebruik het meervoud voor vier auto’s)
10. Gari lina *gari* moja tu. (Gebruik het enkelvoud voor één auto)
Oefening 2: Gebruik van telbare zelfstandige naamwoorden met getallen
2. Yeye ana *ndizi* moja tu. (Gebruik enkelvoud passend bij het getal één)
3. Tunahitaji *vijiko* vitano kwa chakula. (Gebruik meervoud passend bij het getal vijf)
4. Kuna *kijiko* kimoja kwenye sahani. (Gebruik enkelvoud passend bij het getal één)
5. Watoto wanakunywa *maziwa* mengi. (Let op dat “maziwa” is een meervoud zonder enkelvoud vorm)
6. Mama ana *mayai* matatu jikoni. (Gebruik meervoud passend bij het getal drie)
7. Kuna *yai* moja kwenye sahani. (Gebruik enkelvoud passend bij het getal één)
8. Wazazi wanahitaji *vifaa* vingi. (Gebruik meervoud passend bij het woord “vifaa”)
9. Ninaona *ndege* mbili angani. (Gebruik meervoud passend bij het getal twee)
10. Kuna *ndege* moja tu kwenye mti. (Gebruik enkelvoud passend bij het getal één)