Oefening 1: Enkelvoud en meervoud van telbare zelfstandige naamwoorden
2. Op tafel liggen *trzy* książki. (Gebruik het woord voor ‘drie’ in het Pools)
3. Hij koopt *dwa* samochody deze week. (Gebruik het woord voor ’twee’ in het Pools)
4. Er staat *jedna* lampa in de kamer. (Gebruik het vrouwelijke woord voor ‘één’)
5. We zien *pięć* krzeseł in de zaal. (Gebruik het woord voor ‘vijf’)
6. Mijn zus heeft *cztery* koty. (Gebruik het woord voor ‘vier’)
7. In de tuin groeit *jedno* drzewo. (Gebruik het onzijdige woord voor ‘één’)
8. Zij leest *sześć* gazet elke ochtend. (Gebruik het woord voor ‘zes’)
9. Er zijn *dwa* psy in het park. (Gebruik het woord voor ’twee’)
10. Ik heb *jednego* brata. (Gebruik de juiste vorm van ‘één’ bij mannelijk zelfstandig naamwoord in accusatief)
Oefening 2: Correcte vorm van telbare zelfstandige naamwoorden in zinnen
2. Widziałem *dwa* psy in het park. (Gebruik het juiste telwoord voor ’twee’)
3. Ona kupiła *trzy* jabłka in de winkel. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘drie’)
4. Mamy *cztery* krzesła in de eetkamer. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘vier’)
5. On ma *pięć* książek op zijn bureau. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘vijf’)
6. W pokoju stoi *jedna* lampa. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘één’, vrouwelijk)
7. Dzieci bawią się z *sześcioma* piłkami. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘zes’ in instrumentalis)
8. Kupiłem *jednego* kota gisteren. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘één’ in accusatief)
9. W ogrodzie rosną *dwa* drzewa. (Gebruik het juiste telwoord voor ’twee’)
10. Znajduję *trzy* samochody op de parkeerplaats. (Gebruik het juiste telwoord voor ‘drie’)