1. On govori *najbrže* od svih u razredu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘brzo’ om aan te geven dat hij het snelst spreekt.)
2. Ovo je *najlepše* mesto u gradu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘lep’ om het mooiste plekje aan te duiden.)
3. Ona radi *najpažljivije* na projektu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘pažljivo’ voor de meest zorgvuldige manier.)
4. Moj brat trči *najsporije* u trci. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘sporo’ om het langzaamst rennen aan te geven.)
5. On sluša muziku *najglasnije* od svih. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘glasno’ om het luidst luisteren te beschrijven.)
6. Mi učimo *najmarljivije* u razredu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘marljivo’ om het meest ijverig leren aan te geven.)
7. Pas trči *najdalje* u parku. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘daleko’ om het verst rennen aan te geven.)
8. Deca se igraju *najveselije* na igralištu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘veselo’ om het vrolijkst spelen te beschrijven.)
9. On čita knjige *najbrže* u školi. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘brzo’ om het snelst lezen aan te geven.)
10. Ona govori *najjasnije* na času. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘jasno’ om het duidelijkst spreken te beschrijven.)

1. Uvek dolazi *najranije* na posao. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘rano’ om het vroegst aankomen aan te geven.)
2. On rešava probleme *najefikasnije*. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘efikasno’ om het meest efficiënt oplossen aan te geven.)
3. Ona pleše *najlepše* na sceni. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘lep’ om het mooiste dansen te beschrijven.)
4. Mi putujemo *najdalje* ove godine. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘daleko’ om het verst reizen aan te geven.)
5. Deca u školi uče *najteže* za ispite. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ’teško’ om het moeilijkst leren aan te geven.)
6. On govori *najjasnije* tokom prezentacije. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘jasno’ om het duidelijkst spreken aan te geven.)
7. Pas skače *najviše* u dvorištu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘visoko’ om het hoogst springen te beschrijven.)
8. Ona piše *najpreciznije* u dnevniku. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘precizno’ om het nauwkeurigst schrijven aan te geven.)
9. On se smeje *najglasnije* na zabavi. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘glasno’ om het luidst lachen te beschrijven.)
10. Mi radimo *najmarljivije* na projektu. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘marljivo’ om het meest ijverig werken aan te geven.)