1. ती *सर्वात मोठी* मुलगी आहे. (Hint: gebruik het woord voor “grootst” om aan te geven dat zij het grootste meisje is)
2. तो *सर्वात वेगवान* धावपटू आहे. (Hint: gebruik het woord voor “snelst” voor de hardloper)
3. ही फळं *सर्वात गोडी* आहेत. (Hint: gebruik het woord voor “zoetst” om het zoetste fruit te beschrijven)
4. माझं घर *सर्वात सुंदर* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “mooi” in de overtreffende trap)
5. तो *सर्वात हुशार* विद्यार्थी आहे. (Hint: gebruik het woord voor “slimst” voor de student)
6. ती शहरातील *सर्वात जुनी* दुकान आहे. (Hint: gebruik het woord voor “oudst” voor het oudste winkel)
7. माझ्या गावात *सर्वात उंच* डोंगर आहे. (Hint: gebruik het woord voor “hoogst” voor de berg)
8. आजचा दिवस *सर्वात थंड* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “koudst” voor de dag)
9. तो *सर्वात मजेशीर* चित्रपट पाहिला. (Hint: gebruik het woord voor “leukst” of “grappigst” voor de film)
10. ती *सर्वात चांगली* शिक्षक आहे. (Hint: gebruik het woord voor “beste” voor de leraar)

1. माझा भाऊ *सर्वात वेगवान* धावतो. (Hint: gebruik het woord voor “snelst” voor de broer)
2. हि गाडी *सर्वात स्वस्त* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “goedkoopst” om de auto te beschrijven)
3. ती *सर्वात सुंदर* फुलं आहे. (Hint: gebruik het woord voor “mooist” voor de bloem)
4. तो गावातील *सर्वात मोठा* माणूस आहे. (Hint: gebruik het woord voor “grootst” voor de man)
5. आम्ही बाजारातील *सर्वात चांगला* पदार्थ घेतला. (Hint: gebruik het woord voor “beste” voor het eten)
6. माझी आई *सर्वात प्रेमळ* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “liefst” of “meest liefdevol” voor moeder)
7. त्या व्यक्तीचा आवाज *सर्वात मोठा* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “luidst” voor de stem)
8. ती मुलगी शाळेतील *सर्वात हुशार* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “slimst” voor het meisje)
9. आमचा कुत्रा *सर्वात धाडसी* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “moedigst” voor de hond)
10. ही रचना *सर्वात सुंदर* आहे. (Hint: gebruik het woord voor “mooiest” voor het ontwerp)