1. Dit is het *hoogste* gebouw van de stad. (Hint: superlatief van ‘hoog’)
2. Zij draagt de *mooiste* jurk op het feest. (Hint: superlatief van ‘mooi’)
3. Hij heeft het *snelste* dier in zijn tuin gezien. (Hint: superlatief van ‘snel’)
4. De *oudste* boom staat in het park. (Hint: superlatief van ‘oud’)
5. Dit is de *grootste* appel die ik ooit heb gegeten. (Hint: superlatief van ‘groot’)
6. Zij woont in het *duurste* huis van de straat. (Hint: superlatief van ‘duur’)
7. De *warmste* dag van het jaar is vandaag. (Hint: superlatief van ‘warm’)
8. Hij vond de *kleinste* vis in het meer. (Hint: superlatief van ‘klein’)
9. Dit is de *lichtste* tas die ik kan dragen. (Hint: superlatief van ‘licht’)
10. Zij is de *slimste* leerling van de klas. (Hint: superlatief van ‘slim’)

1. De *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಉದ್ದವಾದ* rivier stroomt hier. (Hint: superlatief van ‘lang’ in Kannada)
2. Dit is het *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಬೆಸ್ಟ್* restaurant in de stad. (Hint: superlatief van ‘beste’ in Kannada)
3. Zij heeft de *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಚೆನ್ನಾದ* score gehaald. (Hint: superlatief van ‘goed’ in Kannada)
4. Hij rijdt de *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ವೇಗವಾದ* auto. (Hint: superlatief van ‘snel’ in Kannada)
5. Dit is de *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಹಳೆಯ* tempel. (Hint: superlatief van ‘oud’ in Kannada)
6. Zij draagt de *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಸುಂದರ* sjaal. (Hint: superlatief van ‘mooi’ in Kannada)
7. De *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ದೊಡ್ಡ* markt is hier. (Hint: superlatief van ‘groot’ in Kannada)
8. Dit is de *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ತಂಪಾದ* plek in het huis. (Hint: superlatief van ‘koud’ in Kannada)
9. Hij is de *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಬುದ್ಧಿವಂತ* jongen in de klas. (Hint: superlatief van ‘slim’ in Kannada)
10. Dit is het *ಎಲ್ಲಕ್ಕಿಂತ ಹಗುರವಾದ* pakket. (Hint: superlatief van ‘licht’ in Kannada)