1. Mimi *ninapenda* chai. (Hint: Gebruik het statiefwerkwoord voor ‘houden van’ in de tegenwoordige tijd.)
2. Yeye *anaishi* Dar es Salaam. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘wonen’ in de tegenwoordige tijd.)
3. Sisi *tuko* nyumbani sasa. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zijn’ op een plaats.)
4. Watoto *wako* wazuri sana. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘bezitten’ in meervoud.)
5. Mwalimu *anaelewa* somo. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘begrijpen’ in de tegenwoordige tijd.)
6. Jua *linawaka* angani. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘schijnen’ in de tegenwoordige tijd.)
7. Rafiki yangu *yupo* kazini. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zijn’ op een plaats, enkelvoud.)
8. Chakula *kipo* mezani. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zijn’ op een plaats, object.)
9. Mimi *ninajua* jibu. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘weten’ in de tegenwoordige tijd.)
10. Wanyama *wamekaa* porini. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zitten’ of ‘verblijven’ in de verleden tijd.)

1. Mbwa wangu *anapumzika* chini. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘rusten’ in de tegenwoordige tijd.)
2. Sisi *tunaona* mbwa mdogo. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zien’ in de tegenwoordige tijd.)
3. Baba yangu *ana afya* nzuri. (Hint: Statiefwerkwoord dat ‘gezond zijn’ uitdrukt.)
4. Maji *yamechemka* kwenye sufuria. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘koken’ in de voltooid verleden tijd.)
5. Miti *ina mvua* ya kutosha. (Hint: Statiefwerkwoord dat ‘hebben’ of ‘bezitten’ uitdrukt.)
6. Mimi *ninahisi* furaha leo. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘voelen’ in de tegenwoordige tijd.)
7. Wanafunzi *wanakaa* darasani. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zitten’ of ‘verblijven’ in de tegenwoordige tijd.)
8. Samahani, siwezi kuja kwa sababu *niko* mgonjwa. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘zijn’ in een toestand.)
9. Rafiki zangu *wanao* nywele ndefu. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘hebben’ in meervoud.)
10. Mvua *inanyesha* leo. (Hint: Statiefwerkwoord voor ‘regenen’ in de tegenwoordige tijd.)