Oefening 1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden herkennen
2. Mijn broer heeft een nieuwe *मोटरसायकल* gekocht. (Hint: samengesteld woord van ‘motor’ en ‘fiets’)
3. De *शाळाकिताब* ligt op tafel. (Hint: samengesteld woord van ‘school’ en ‘boek’)
4. Zij draagt een mooie *सूर्यकपडा*. (Hint: samengesteld woord van ‘zon’ en ‘kleding’)
5. De *पाणपात्र* is nodig om water te drinken. (Hint: samengesteld woord van ‘water’ en ‘vat’)
6. We gingen wandelen in het *वनरस्ता*. (Hint: samengesteld woord van ‘bos’ en ‘pad’)
7. Het *घरदारी* is erg gezellig. (Hint: samengesteld woord van ‘huis’ en ‘leven’)
8. Hij leest een *वार्तापत्र*. (Hint: samengesteld woord van ‘nieuws’ en ‘krant’)
9. Het kind speelt met zijn *खेळणी*. (Hint: samengesteld woord van ‘spelen’ en ‘voorwerp’)
10. De *शेतमजूर* werkt hard op het land. (Hint: samengesteld woord van ‘veld’ en ‘arbeider’)
Oefening 2: Samengestelde zelfstandige naamwoorden invullen
2. Mijn vader heeft een nieuwe *कारचालक* gekocht. (Hint: samengesteld woord van ‘auto’ en ‘bestuurder’)
3. Het *मध्यरात्री* uur is erg stil. (Hint: samengesteld woord van ‘midden’ en ‘nacht’)
4. We dronken thee uit een *चहापात्र*. (Hint: samengesteld woord van ’thee’ en ‘vat’)
5. De *संगीतकार* speelt gitaar. (Hint: samengesteld woord van ‘muziek’ en ‘maker’)
6. Hij zet de *किताबखाना* op orde. (Hint: samengesteld woord van ‘boek’ en ‘huis’)
7. De *हवामानशास्त्र* bestudeert het weer. (Hint: samengesteld woord van ‘lucht’ en ‘wetenschap’)
8. Zij draagt een *फूलपुंछ*. (Hint: samengesteld woord van ‘bloem’ en ‘bosje’)
9. Het *विद्यापीठ* is een grote school. (Hint: samengesteld woord van ‘kennis’ en ‘plaats’)
10. De *सूर्यप्रकाश* is fel vandaag. (Hint: samengesteld woord van ‘zon’ en ‘licht’)