Oefening 1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden herkennen
2. Mijn vader leest graag de *газетажурнал* elke ochtend. (Hint: samengesteld woord voor krant + tijdschrift)
3. We gingen wandelen in het *орманжол* bij zonsondergang. (Hint: samengesteld woord voor bos + pad)
4. De *суқұбыр* zorgt voor schoon water in het huis. (Hint: samengesteld woord voor water + pijp)
5. Op school leer je over het *жерқазына* van Kazachstan. (Hint: samengesteld woord voor aarde + schat)
6. Zij draagt een mooie *күлгіншаш* in haar haar. (Hint: samengesteld woord voor paars + haar)
7. Het *қалаорталығы* is druk tijdens het weekend. (Hint: samengesteld woord voor stad + centrum)
8. De kinderen spelen op de *балабақша*. (Hint: samengesteld woord voor kind + tuin/plaats)
9. We kochten verse *жемісжидек* op de markt. (Hint: samengesteld woord voor fruit + bessen)
10. De *желқұрылғы* helpt bij het opwekken van energie. (Hint: samengesteld woord voor wind + apparaat)
Oefening 2: Samengestelde zelfstandige naamwoorden correct gebruiken
2. Het *күнсағат* hangt aan de muur en geeft de tijd aan. (Hint: samengesteld woord voor zon + klok)
3. De *жолкөрсеткіш* helpt ons de juiste route te vinden. (Hint: samengesteld woord voor weg + aanwijzer)
4. Mijn grootvader werkt als *теміржолшы*. (Hint: samengesteld woord voor ijzer + spoorweg + persoon)
5. De kinderen tekenen in hun *суреткітап*. (Hint: samengesteld woord voor tekening + boek)
6. We bezochten het *музейқала* tijdens de vakantie. (Hint: samengesteld woord voor museum + stad)
7. Zij draagt een *қолсағат* om haar pols. (Hint: samengesteld woord voor hand + klok)
8. Het *үйқұрылыс* duurt al zes maanden. (Hint: samengesteld woord voor huis + bouw)
9. De *жолбағдар* staat bij het kruispunt. (Hint: samengesteld woord voor weg + instructie)
10. Hij studeert aan de *университеткітапхана*. (Hint: samengesteld woord voor universiteit + bibliotheek)