1. De *сонцаахоўнік* beschermt je tegen de zon (samengesteld uit сонца + ахоўнік).
2. Een *вельміхуткасны* trein rijdt heel snel (samengesteld uit вельмі + хуткасны).
3. Mijn vriend houdt van *кнігазбор* in zijn vrije tijd (samengesteld uit кніга + збор).
4. We gingen wandelen in het *лесапарк* vlakbij (samengesteld uit лес + парк).
5. De *домабудаўніцтва* sector groeit elk jaar (samengesteld uit дом + будаўніцтва).
6. Hij werkt als *прыборыст* in een fabriek (samengesteld uit прыбор + іст).
7. Zij kocht een nieuwe *камп’ютарны* muis (samengesteld uit камп’ютар + ны).
8. De *птушкаслёт* was een groot evenement (samengesteld uit птушка + слёт).
9. We gebruiken een *вадаправод* voor water in huis (samengesteld uit вада + правод).
10. Het *школьны* uniform is verplicht (samengesteld uit школа + ны).

1. De *агракультурны* techniek verbetert de oogst (samengesteld uit агра + культурны).
2. We bezochten het *музейпраект* over geschiedenis (samengesteld uit музей + праект).
3. De *падарожнік* reist graag naar verre landen (samengesteld uit падарога + нік).
4. Het *светлаадбівальнік* zorgt voor betere zichtbaarheid (samengesteld uit светла + адбівальнік).
5. Ze kochten een *тэлевізар* voor thuis (samengesteld uit тэлевізар).
6. Het *жывёлагадоўля* bedrijf groeit snel (samengesteld uit жывёла + гадаўля).
7. Zijn hobby is *фотаздымка* van natuur (samengesteld uit фота + здымка).
8. De *транспартны* dienst werkt efficiënt (samengesteld uit транспарт + ны).
9. We leerden over de *моваўзнаўства* op school (samengesteld uit мова + ўзнаўства).
10. De *падарункавы* winkel heeft mooie spullen (samengesteld uit падарунак + вы).