1. De *ysgolbont* verbindt twee dorpen met een brug. (Combinatie van “ysgol” = school en “bont” = brug)
2. Hij draagt een *llyfrgell* vol boeken. (Samenstelling van “llyfr” = boek en “gell” = schatkamer)
3. De *tai* in het dorp zijn oud. (Meervoud van “tŷ” = huis, let op meervoudsvorm)
4. Mijn grootvader werkt in een *gweithdy* voor houtbewerking. (Samenstelling van “gwaith” = werk en “ty” = huis)
5. We gingen wandelen langs de *afonlinell* vandaag. (Samenstelling van “afon” = rivier en “linell” = lijn/route)
6. Het *bwsfwrdd* stopt bij de bushalte. (Samenstelling van “bws” = bus en “bwrdd” = bord)
7. Ze kocht een mooie *pontydd* voor haar tuin. (Meervoud van “pont” = brug)
8. Op school leren we over de *cwmwd* geschiedenis. (Samenstelling van “cwm” = vallei en “-wd” = gebied)
9. De *llwybrbeicio* is erg populair onder sporters. (Samenstelling van “llwybr” = pad en “beicio” = fietsen)
10. In de winter dragen ze warme *coginioes* in de keuken. (Samenstelling van “coginio” = koken en “-es” = ruimte)

1. Zij werkt in een *ysgolbont* waar kinderen leren en spelen. (Samenstelling van “ysgol” en “bont”)
2. De *llyfrgell* van de stad heeft duizenden boeken. (Samenstelling van “llyfr” en “gell”)
3. We bezochten een oud *gweithdy* waar meubels worden gemaakt. (Samenstelling van “gwaith” en “ty”)
4. Het *bwsfwrdd* geeft informatie over de busroutes. (Samenstelling van “bws” en “bwrdd”)
5. De *afonlinell* stroomt door het dal. (Samenstelling van “afon” en “linell”)
6. Ze steken de *pontydd* over om naar het park te gaan. (Meervoud van “pont”)
7. Het *cwmwd* is een historisch gebied in Wales. (Samenstelling van “cwm” en “-wd”)
8. Het *llwybrbeicio* is speciaal gemaakt voor fietsers. (Samenstelling van “llwybr” en “beicio”)
9. In de *tai* wonen veel verschillende gezinnen. (Meervoud van “tŷ”)
10. De *coginioes* is warm en gezellig in de winter. (Samenstelling van “coginio” en “-es”)