Oefening 1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden herkennen
2. Een *водопад* is een waterval. (Hint: ‘вода’ betekent water en ‘пад’ betekent vallen)
3. Het woord *железнодорожный* betekent spoor- of trein-. (Hint: ‘железо’ = ijzer en ‘дорога’ = weg)
4. De *светофор* regelt het verkeer. (Hint: ‘свет’ betekent licht en ‘фор’ komt van dragen, iets wat licht draagt)
5. Een *морепродукты* zijn zeevruchten. (Hint: ‘море’ betekent zee en ‘продукты’ betekent producten)
6. De *газопровод* transporteert gas. (Hint: ‘газ’ = gas en ‘провод’ = leiding)
7. Een *лесопилка* is een zaag- of houtzagerij. (Hint: ‘лес’ betekent bos en ‘пилка’ betekent zaag)
8. De *пароход* is een stoomboot. (Hint: ‘пар’ = stoom en ‘ход’ = gaan)
9. Het *теплоход* is een motorschip. (Hint: ‘тепло’ betekent warmte en ‘ход’ betekent gaan)
10. Een *почтовыйящик* is een brievenbus. (Hint: ‘почта’ betekent post en ‘ящик’ betekent doos)
Oefening 2: Samengestelde zelfstandige naamwoorden correct gebruiken
2. De *водопад* stroomt snel naar beneden. (Hint: waterval in het Russisch)
3. De *железнодорожный* station ligt vlakbij. (Hint: spoorweg- als bijvoeglijk naamwoord)
4. Het *светофор* staat op rood. (Hint: verkeerslicht in het Russisch)
5. Wij aten verse *морепродукты* gisteren. (Hint: zeevruchten in het Russisch)
6. De *газопровод* is kapot gegaan. (Hint: gasleiding in het Russisch)
7. De *лесопилка* produceert veel hout. (Hint: houtzagerij in het Russisch)
8. De *пароход* vertrekt morgen. (Hint: stoomboot in het Russisch)
9. Het *теплоход* vaart op de rivier. (Hint: motorschip in het Russisch)
10. Ik deed de brief in de *почтовыйящик*. (Hint: brievenbus in het Russisch)