1. De *کتابخانه* (boek + huis) is een plek waar je boeken kunt lenen. (Hint: combineer ‘boek’ en ‘huis’ om een plaats aan te geven waar boeken zijn)
2. Een *ماشین‌ابزار* (machine + gereedschap) wordt gebruikt in fabrieken. (Hint: samenstelling van ‘machine’ en ‘gereedschap’)
3. De *دانشگاه* (kennis + plaats) is een educatieve instelling. (Hint: ‘kennis’ en ‘plaats’ vormen een onderwijsinstelling)
4. Een *آب‌میوه* (water + fruit) is een drankje gemaakt van fruit. (Hint: combineer ‘water’ en ‘fruit’ voor een drankje)
5. Het *قطاربرقی* (trein + elektrisch) is een trein die op elektriciteit rijdt. (Hint: voeg ’trein’ en ‘elektrisch’ samen)
6. Een *خانه‌دار* (huis + bezitter) is iemand die een huis bezit. (Hint: samenstelling van ‘huis’ en ‘bezitter’)
7. De *دست‌خط* (hand + lijn) is iemands handschrift. (Hint: combineer ‘hand’ en ‘lijn’)
8. Het *بادبادک* (wind + vliegen) is een vlieger. (Hint: ‘wind’ plus ‘vliegen’)
9. Een *ساعت‌شنی* (klok + zand) wordt gebruikt om tijd te meten. (Hint: ‘klok’ en ‘zand’ samen)
10. De *کتابفروشی* (boek + winkel) is een plek waar je boeken koopt. (Hint: samenstelling van ‘boek’ en ‘winkel’)

1. Ik ga naar de *کتابخانه* om te studeren. (Hint: samenstelling van ‘boek’ en ‘huis’ die een plek aanduidt)
2. De *ماشین‌ابزار* in de fabriek is kapot. (Hint: combineer ‘machine’ en ‘gereedschap’)
3. Mijn broer studeert aan de *دانشگاه*. (Hint: ‘kennis’ + ‘plaats’ = universiteit)
4. Zij drinkt graag *آب‌میوه* na het sporten. (Hint: ‘water’ + ‘fruit’ als drankje)
5. De *قطاربرقی* rijdt snel door de stad. (Hint: ’trein’ + ‘elektrisch’)
6. De *خانه‌دار* onderhoudt zijn woning goed. (Hint: ‘huis’ + ‘bezitter’)
7. Zijn *دست‌خط* is moeilijk te lezen. (Hint: ‘hand’ + ‘lijn’ = handschrift)
8. Kinderen spelen met een *بادبادک* in het park. (Hint: ‘wind’ + ‘vliegen’)
9. Een *ساعت‌شنی* helpt bij het meten van korte tijdsintervallen. (Hint: ‘klok’ + ‘zand’)
10. De *کتابفروشی* is vlakbij mijn huis. (Hint: ‘boek’ + ‘winkel’)