Oefening 1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden van voorwerpen
2. Kupio sam novu *knjigovodstvenu* knjigu. (Hint: samenstelling van ‘knjiga’ en ‘voda’, betekent boekhouding).
3. Na stolu je bila *pisaljka*. (Hint: samenstelling van ‘pisati’ en ‘ljka’, betekent pen).
4. Deca su igrala sa *loptašicama*. (Hint: samenstelling van ‘lopta’ en verkleinwoord, betekent kleine ballen).
5. U kuhinji stoji *frižider*. (Hint: samenstelling van ‘fri’ (vrij) en ‘žider’ (koelkast), betekent koelkast).
6. Ona je kupila *telefon*. (Hint: samenstelling van ‘tele’ en ‘fon’, betekent telefoon).
7. Na polici stoje *časopisi*. (Hint: samenstelling van ‘čas’ en ‘opis’, betekent tijdschriften).
8. Ima mnogo *vremenskih* prognoza. (Hint: samenstelling van ‘vreme’ en ‘ski’, betekent weers-).
9. Potrebna mi je *radna* soba. (Hint: samenstelling van ‘rad’ en ‘na’, betekent werk-).
10. Vozio je *automobil*. (Hint: samenstelling van ‘auto’ en ‘mobil’, betekent auto).
Oefening 2: Samengestelde zelfstandige naamwoorden van plaatsen en beroepen
2. Posetili smo *zoološki vrt*. (Hint: samenstelling van ‘zoološki’ en ‘vrt’, betekent dierentuin).
3. Ona je *knjižničarka*. (Hint: samenstelling van ‘knjiga’ en ‘ničarka’, betekent bibliothecaresse).
4. U gradu postoji veliki *trgovački centar*. (Hint: samenstelling van ‘trgovac’ en ‘centar’, betekent winkelcentrum).
5. Radi kao *policajac*. (Hint: samenstelling van ‘policija’ en ‘jac’, betekent politieman).
6. Idemo u *sportski stadion*. (Hint: samenstelling van ‘sport’ en ‘stadion’, betekent sportstadion).
7. To je *studentski dom*. (Hint: samenstelling van ‘student’ en ‘dom’, betekent studentenhuis).
8. Ona je *lekarka*. (Hint: samenstelling van ‘lek’ en ‘arka’, betekent dokter).
9. Posetili smo *muzičku školu*. (Hint: samenstelling van ‘muzika’ en ‘škola’, betekent muziekschool).
10. Radi u *tehničkoj radionici*. (Hint: samenstelling van ‘tehnika’ en ‘radionica’, betekent technische werkplaats).