Oefening 1: Samengestelde zinnen met voegwoorden
2. U ghar janchha *tara* uslai kaam garnu parcha (gebruik het voegwoord voor ‘maar’).
3. Tyo kitab ramro cha *ani* maile padhda ramailo lagyo (gebruik het voegwoord voor ‘en’).
4. Hamro khet ma paani chhaina *tesaile* fasal ramro hudaina (gebruik het voegwoord voor ‘dus’).
5. Ma bihana uthchu *ra* exercise garchu (gebruik het voegwoord voor ‘en’).
6. U ghar jancha *tara* usko saathi basdaina (gebruik het voegwoord voor ‘maar’).
7. Timi kaam garna sakchau *ani* ghar jaa sakchau (gebruik het voegwoord voor ‘en’).
8. U padhdai cha *ra* sangai gana garchha (gebruik het voegwoord voor ‘en’).
9. Ma khet gae *tara* kaam sakina (gebruik het voegwoord voor ‘maar’).
10. Hami school gaun *ra* padhna janchaun (gebruik het voegwoord voor ‘en’).
Oefening 2: Complexe zinnen met bijzin
2. U janchha *jaba* usko kaam sakinchha (gebruik het voegwoord voor ‘wanneer’).
3. Maile soche *ki* tapaai sanga kura garnu parcha (gebruik het voegwoord voor ‘dat’).
4. Hamro ghar chhito purano hunchha *jab* naya ghar banauncha (gebruik het voegwoord voor ‘wanneer’).
5. U khusi huncha *jaba* usko pariksha ramro hunchha (gebruik het voegwoord voor ‘wanneer’).
6. Maile bhanna chahanchu *ki* yo kura sahi ho (gebruik het voegwoord voor ‘dat’).
7. Tapai aaunu parcha *jaba* hajurko samaya chha (gebruik het voegwoord voor ‘wanneer’).
8. U thakeko cha *kina* ki usle dherai kaam gareko cha (gebruik het voegwoord voor ‘omdat’).
9. Maile sochdaichu *ki* yo kura thik chha (gebruik het voegwoord voor ‘dat’).
10. Hamro desh ramro hunchha *jaba* sabai milera kaam garchan (gebruik het voegwoord voor ‘wanneer’).