Oefening 1: Voegwoorden en woordvolgorde in samengestelde zinnen
2. Han kan ikke komme, *men* han sender en besked. (Gebruik het juiste voegwoord voor tegenstelling)
3. Vi spiser middag, *og* derefter ser vi en film. (Gebruik het juiste voegwoord voor opsomming)
4. Hun læser bogen, *selvom* den er svær. (Gebruik het juiste voegwoord voor toegeving)
5. Jeg bliver hjemme, *fordi* det regner i dag. (Gebruik het juiste voegwoord voor oorzaak)
6. Vi kan tage toget, *eller* vi kan køre i bil. (Gebruik het juiste voegwoord voor keuze)
7. Han arbejder hårdt, *så* han kan tjene penge. (Gebruik het juiste voegwoord voor gevolg)
8. Jeg vil ringe til dig, *når* jeg er færdig med arbejdet. (Gebruik het juiste voegwoord voor tijd)
9. De gik ud, *selvom* det var sent. (Gebruik het juiste voegwoord voor toegeving)
10. Hun taler dansk, *men* hun forstår ikke alt. (Gebruik het juiste voegwoord voor tegenstelling)
Oefening 2: Complexe zinnen met bijzin en juiste woordvolgorde
2. Hun siger, *at* hun ikke kan deltage. (Gebruik het juiste voegwoord voor een bijzin)
3. Vi håber, *at* vejret bliver godt til weekenden. (Gebruik het juiste voegwoord voor een bijzin)
4. Læreren forklarer, *hvordan* man løser opgaven. (Gebruik het juiste vraagwoord voor uitleg)
5. Jeg ved ikke, *hvor* hun bor. (Gebruik het juiste vraagwoord voor plaats)
6. Han spurgte, *om* jeg ville hjælpe ham. (Gebruik het juiste voegwoord voor indirecte vraag)
7. Vi tror, *at* filmen bliver spændende. (Gebruik het juiste voegwoord voor een bijzin)
8. Hun fortæller, *at* hun har en hund. (Gebruik het juiste voegwoord voor een bijzin)
9. Jeg ved, *at* du kan gøre det bedre. (Gebruik het juiste voegwoord voor een bijzin)
10. Han ved ikke, *hvorfor* hun er sur. (Gebruik het juiste vraagwoord voor reden)