1. The *mwangaza-mwili* room was very bright. (Hint: “mwangaza” betekent licht, “mwili” betekent lichaam, samen betekent het helder of lichtgevend)
2. She wore a *rangi-mchanganyiko* dress. (Hint: “rangi” betekent kleur, “mchanganyiko” betekent mix, samen betekent kleurrijk)
3. They live in a *baridi-kali* climate area. (Hint: “baridi” betekent koud, “kali” betekent streng, samen betekent erg koud)
4. His *ndoto-moja* dream came true. (Hint: “ndoto” betekent droom, “moja” betekent één, samen betekent eensgezind of één)
5. The *sauti-nene* voice was easy to hear. (Hint: “sauti” betekent geluid, “nene” betekent dik, samen betekent luid of zwaar)
6. We ate a *tamu-tamu* fruit. (Hint: “tamu” betekent zoet, samen betekent erg zoet)
7. The *joto-la-mchana* heat was intense. (Hint: “joto” betekent warmte, “la mchana” betekent van de middag, samen betekent middaghitte)
8. She has a *macho-makubwa* gaze. (Hint: “macho” betekent ogen, “makubwa” betekent groot, samen betekent grote ogen)
9. This is a *kazi-ngumu* task. (Hint: “kazi” betekent werk, “ngumu” betekent moeilijk, samen betekent zwaar werk)
10. They bought a *nyumba-nyeupe* house. (Hint: “nyumba” betekent huis, “nyeupe” betekent wit, samen betekent wit huis)

1. The *mwanga-mwekundu* sunset was beautiful. (Hint: “mwanga” betekent licht, “mwekundu” betekent rood, samen betekent rood licht)
2. He has a *macho-mangavu* look. (Hint: “macho” betekent ogen, “mangavu” betekent helder, samen betekent heldere ogen)
3. They found a *maji-baridi* spring. (Hint: “maji” betekent water, “baridi” betekent koud, samen betekent koud water)
4. The *safari-refu* journey was exhausting. (Hint: “safari” betekent reis, “refu” betekent lang, samen betekent lange reis)
5. I bought a *chakula-kitamu* meal. (Hint: “chakula” betekent eten, “kitamu” betekent lekker, samen betekent lekker eten)
6. The *moto-mzito* fire was dangerous. (Hint: “moto” betekent vuur, “mzito” betekent zwaar, samen betekent hevig vuur)
7. Her *nywele-ndefu* hair shines in the sun. (Hint: “nywele” betekent haar, “ndefu” betekent lang, samen betekent lang haar)
8. They live in a *mji-mkubwa* city. (Hint: “mji” betekent stad, “mkubwa” betekent groot, samen betekent grote stad)
9. The *kijiji-kidogo* village is peaceful. (Hint: “kijiji” betekent dorp, “kidogo” betekent klein, samen betekent klein dorp)
10. He wore a *gauni-giza* dress. (Hint: “gauni” betekent jurk, “giza” betekent donker, samen betekent donkere jurk)