Oefening 1: Samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met kleuren en materialen
2. Zij draagt een *blauw-gouden* jurk naar het feest. (Hint: combinatie van kleur en metaal)
3. Het is een *hout-achtig* meubelstuk gemaakt van bamboe. (Hint: lijkt op hout)
4. De muur is geschilderd in een *licht-blauwe* tint. (Hint: een kleur met een lichte nuance)
5. De auto heeft een *zilver-metalen* afwerking. (Hint: kleur en materiaal samen)
6. Het tapijt heeft een *donker-rood* patroon. (Hint: een diepe kleur rood)
7. Het is een *goudkleurig-leren* horlogebandje. (Hint: kleur en materiaal van het bandje)
8. Zij heeft een *zacht-bruine* jas aan. (Hint: een bruine kleur die zacht oogt)
9. Het boek heeft een *zwart-witte* omslag. (Hint: twee contrasterende kleuren)
10. De lamp is gemaakt van *glas-achtig* materiaal. (Hint: materiaal dat lijkt op glas)
Oefening 2: Samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met emoties en eigenschappen
2. Het was een *wereldberoemde* zanger. (Hint: beroemd over de hele wereld)
3. Zij heeft een *snelgroeiende* bedrijf gestart. (Hint: een bedrijf dat snel groeit)
4. Dat is een *koudbloedige* moordenaar. (Hint: iemand zonder emoties)
5. Het kind maakte een *luchtige* grap. (Hint: een lichte en grappige opmerking)
6. Zij gaf een *tijdrovende* uitleg. (Hint: iets dat veel tijd kost)
7. Het was een *zielsgelukkige* dag voor hem. (Hint: heel erg gelukkig)
8. De film was *spanning-opbouwend*. (Hint: iets dat spanning creëert)
9. Hij heeft een *hoogvliegende* carrière. (Hint: een carrière die snel stijgt)
10. Het was een *goedbedoelde* waarschuwing. (Hint: een waarschuwing met goede intenties)