Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Oefeningen met ruimtelijke voorzetsels voor Chinese grammatica

In deze oefeningen oefenen we ruimtelijke voorzetsels in het Chinees. Ruimtelijke voorzetsels geven aan waar iets zich bevindt ten opzichte van iets anders, zoals ‘op’, ‘onder’, ‘naast’ enzovoort. Let goed op de juiste voorzetsels en hun betekenis in de context van de zinnen.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Oefening 1: Ruimtelijke voorzetsels met eenvoudige locaties

1. De kat zit *op* de tafel. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets bovenop iets anders is.)
2. De schoenen staan *onder* de stoel. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets zich onder iets anders bevindt.)
3. Het boek ligt *naast* de lamp. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets direct aan de zijkant van iets anders is.)
4. De vogel zit *in* de kooi. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets binnenin iets anders is.)
5. De telefoon ligt *achter* de computer. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets zich aan de achterkant van iets anders bevindt.)
6. De schilderij hangt *voor* het raam. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets zich aan de voorkant van iets anders bevindt.)
7. De fiets staat *tussen* de bomen. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets zich in het midden van twee dingen bevindt.)
8. De tas ligt *op* de bank. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets bovenop iets anders ligt.)
9. De lamp staat *naast* het bed. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets direct naast iets anders staat.)
10. De auto staat *voor* het huis. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets zich aan de voorkant van iets anders bevindt.)

Oefening 2: Ruimtelijke voorzetsels met beweging en plaatsbepaling

1. Hij loopt *naar* de deur. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar een plek uitdrukt.)
2. Zij gaat *in* het gebouw. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iemand ergens binnen gaat.)
3. De kat springt *op* de tafel. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets omhoog beweegt naar een oppervlakte.)
4. De jongen rent *langs* het park. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets langs iets anders beweegt.)
5. De trein rijdt *door* de tunnel. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets ergens doorheen beweegt.)
6. Ze zet de doos *naast* de kast. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets naast iets anders geplaatst wordt.)
7. Het kind kruipt *onder* de tafel. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets onder iets anders beweegt of zich bevindt.)
8. Wij lopen *over* de brug. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets zich over een oppervlak beweegt.)
9. De hond rent *van* het huis *naar* het park. (Gebruik de voorzetsels die beweging van de ene plek naar de andere aangeven.)
10. Zij klimt *op* de berg. (Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets omhoog beweegt naar een hogere plek.)
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot