1. De leraar *おっしゃいます* (zeggen, respectvol).
2. Mijn baas *いらっしゃいます* (komen, respectvol).
3. De directeur *なさいます* (doen, respectvol).
4. Mijn grootvader *召し上がります* (eten, respectvol).
5. De klant *ご覧になります* (kijken, respectvol).
6. De professor *お読みになります* (lezen, respectvol).
7. De dokter *お書きになります* (schrijven, respectvol).
8. De manager *お休みになります* (rusten, respectvol).
9. De klant *お待ちになります* (wachten, respectvol).
10. De burgemeester *お越しになります* (komen, respectvol).

1. De leraar *おっしゃいました* (zeggen, verleden tijd, respectvol).
2. Mijn baas *いらっしゃいました* (komen, verleden tijd, respectvol).
3. De directeur *なさいました* (doen, verleden tijd, respectvol).
4. Mijn grootvader *召し上がりました* (eten, verleden tijd, respectvol).
5. De klant *ご覧になりました* (kijken, verleden tijd, respectvol).
6. De professor *お読みになりました* (lezen, verleden tijd, respectvol).
7. De dokter *お書きになりました* (schrijven, verleden tijd, respectvol).
8. De manager *お休みになりました* (rusten, verleden tijd, respectvol).
9. De klant *お待ちになりました* (wachten, verleden tijd, respectvol).
10. De burgemeester *お越しになりました* (komen, verleden tijd, respectvol).