Oefening 1: Tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden
2. Rydych chi’n *siarad* Cymraeg yn y dosbarth. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “siarad” = spreken)
3. Mae hi’n *canu* mewn band bob wythnos. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “canu” = zingen)
4. Rydyn ni’n *dysgu* iaith newydd. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “dysgu” = leren)
5. Maen nhw’n *ymarfer* pob bore. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “ymarfer” = oefenen)
6. Ti’n *cerdded* i’r ysgol bob dydd. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “cerdded” = lopen)
7. Rydych chi’n *coginio* cinio blasus. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “coginio” = koken)
8. Mae e’n *gweithio* yn y siop. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “gweithio” = werken)
9. Rydyn ni’n *ysgrifennu* llythyrau i ffrindiau. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “ysgrifennu” = schrijven)
10. Maen nhw’n *cerdded* yn y parc yn y prynhawn. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van “cerdded” = lopen)
Oefening 2: Verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Siarais i â fy ffrind ddoe. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “siarad” = spreken)
3. Canodd hi yn y parti noson diwethaf. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “canu” = zingen)
4. Dysgon ni lawer yn y dosbarth ddoe. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “dysgu” = leren)
5. Ymarferodd y tîm yn y gêm ddiwethaf. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “ymarfer” = oefenen)
6. Cerddais i i’r ysgol y bore yma. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “cerdded” = lopen)
7. Coginiais i ginio blasus ddoe. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “coginio” = koken)
8. Gweithiodd e yn y siop wythnos diwethaf. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “gweithio” = werken)
9. Ysgrifennon ni lythyrau i’n teulu. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “ysgrifennu” = schrijven)
10. Cerddon nhw yn y parc ddoe. (Hint: Gebruik de verleden tijd van “cerdded” = lopen)