Oefening 1: Tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden
2. Sa *töötad* täna kontoris. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ’töötama’ – werken)
3. Tema *õpib* eesti keelt. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘õppima’ – leren)
4. Me *mängime* jalgpalli pargis. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘mängima’ – spelen)
5. Te *külastate* vanaema homme. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘külastama’ – bezoeken)
6. Nad *joovad* vett iga päev. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘jooma’ – drinken)
7. Ma *kirjutan* kirja sõbrale. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘kirjutama’ – schrijven)
8. Sa *laulad* kaunis laul. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘laulma’ – zingen)
9. Tema *tantsib* peol. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ’tantsima’ – dansen)
10. Me *ostame* poest leiba. (Hint: gebruik de tegenwoordige tijd van ‘ostma’ – kopen)
Oefening 2: Verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Sa *töötasid* eile hilja. (Hint: gebruik de verleden tijd van ’töötama’ – werken)
3. Tema *õppis* eesti keelt mitu tundi. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘õppima’ – leren)
4. Me *mängisime* jalgpalli eile. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘mängima’ – spelen)
5. Te *külastasite* vanaema nädalavahetusel. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘külastama’ – bezoeken)
6. Nad *joovad* – oh, nad *jõid* vett kiiresti. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘jooma’ – drinken)
7. Ma *kirjutasin* pika kirja eile. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘kirjutama’ – schrijven)
8. Sa *laulsid* kaunist laulu peol. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘laulma’ – zingen)
9. Tema *tantsis* kaua öösel. (Hint: gebruik de verleden tijd van ’tantsima’ – dansen)
10. Me *ostasime* eile poest leiba. (Hint: gebruik de verleden tijd van ‘ostma’ – kopen)