Oefening 1: Reflexieve werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. Jij *apne aap ko taiyaar karta hai* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich klaarmaken’).
3. Zij *apne aap ko samajhti hai* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich begrijpen’).
4. Wij *apne aap ko khush rakhte hain* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich gelukkig houden’).
5. Jullie *apne aap ko sambhalte ho* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich verzorgen’).
6. Hij *apne aap ko dekhta hai* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich bekijken’).
7. Zij (meervoud) *apne aap ko taiyaar karte hain* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich klaarmaken’).
8. Ik *apne aap ko samjhaata hoon* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zichzelf uitleggen’).
9. Jij *apne aap ko pyar karta hai* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zichzelf liefhebben’).
10. Wij *apne aap ko sambhalte hain* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zichzelf verzorgen’).
Oefening 2: Reflexieve werkwoorden in de verleden tijd
2. Jij *apne aap ko taiyaar kiya* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich klaarmaken’, verleden tijd).
3. Zij *apne aap ko samjhi* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich begrijpen’, verleden tijd).
4. Wij *apne aap ko khush rakha* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich gelukkig houden’, verleden tijd).
5. Jullie *apne aap ko sambhala* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich verzorgen’, verleden tijd).
6. Hij *apne aap ko dekha* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich bekijken’, verleden tijd).
7. Zij (meervoud) *apne aap ko taiyaar kiya* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zich klaarmaken’, verleden tijd).
8. Ik *apne aap ko samjhaaya* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zichzelf uitleggen’, verleden tijd).
9. Jij *apne aap ko pyar kiya* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zichzelf liefhebben’, verleden tijd).
10. Wij *apne aap ko sambhala* (gebruik het reflexieve werkwoord voor ‘zichzelf verzorgen’, verleden tijd).