1. Hij wast *ನಾನು* elke ochtend zijn gezicht. (Hint: Gebruik het reflexieve voornaamwoord voor “ik” in Kannada)
2. Jij moet *ನೀನು* goed voorbereiden voor het examen. (Hint: Reflexief voor “jij” in Kannada)
3. Wij helpen *ನಾವು* met het huiswerk. (Hint: Reflexief voor “wij” in Kannada)
4. Zij ziet *ಆಕೆ* in de spiegel. (Hint: Reflexief voor “zij” (enkelvoud vrouwelijk) in Kannada)
5. Jullie moeten *ನೀವು* rustig blijven. (Hint: Reflexief voor “jullie” in Kannada)
6. Ik herinner *ನಾನು* aan het belangrijke bericht. (Hint: Reflexief voor “ik” in Kannada)
7. Hij kleedt *ಅವನು* snel aan. (Hint: Reflexief voor “hij” in Kannada)
8. Zij verontschuldigt *ಅವರು* voor de fout. (Hint: Reflexief voor “zij” (meervoud) in Kannada)
9. Jij moet *ನೀನು* elke dag oefenen. (Hint: Reflexief voor “jij” in Kannada)
10. Wij vertrouwen *ನಾವು* op onze kennis. (Hint: Reflexief voor “wij” in Kannada)

1. Tijdens het feest amuseert *ನಾನು* zich heel goed. (Hint: Reflexief voor “ik” in Kannada)
2. Jij moet *ನೀನು* niet haasten. (Hint: Reflexief voor “jij” in Kannada)
3. Zij kan *ಆಕೆ* niet vinden. (Hint: Reflexief voor “zij” (enkelvoud vrouwelijk) in Kannada)
4. Wij bereiden *ನಾವು* voor op de reis. (Hint: Reflexief voor “wij” in Kannada)
5. Jullie moeten *ನೀವು* ontspannen. (Hint: Reflexief voor “jullie” in Kannada)
6. Hij verdedigt *ಅವನು* altijd in discussies. (Hint: Reflexief voor “hij” in Kannada)
7. Zij zorgen voor *ಅವರು* zelf. (Hint: Reflexief voor “zij” (meervoud) in Kannada)
8. Ik herinner *ನಾನು* aan mijn belofte. (Hint: Reflexief voor “ik” in Kannada)
9. Jij kunt *ನೀನು* verbeteren met oefening. (Hint: Reflexief voor “jij” in Kannada)
10. Wij verheugen *ನಾವು* op het weekend. (Hint: Reflexief voor “wij” in Kannada)