Oefening 1: Basis reflexieve voornaamwoorden in Hindi
2. Jij moet *apne* schoenen poetsen. (Hint: Gebruik hetzelfde reflexieve voornaamwoord als voor ‘ik’, maar hier voor ‘jij’.)
3. Hij helpt *apne* broer met huiswerk. (Hint: Reflexief voor ‘hij’ in het Hindi is ook ‘apne’.)
4. Wij bereiden *apne* eten zelf. (Hint: Het reflexieve voornaamwoord voor ‘wij’ is hetzelfde als voor ‘ik’ en ‘jij’.)
5. Jullie moeten *apne* taken doen. (Hint: Reflexieve voornaamwoorden blijven hetzelfde voor meervoud en enkelvoud in deze context.)
6. Zij wast *apne* gezicht elke ochtend. (Hint: Reflexief voor ‘zij’ is ook ‘apne’.)
7. De jongen klaagt over *apne* rugpijn. (Hint: Reflexief voor ‘de jongen’ is ‘apne’.)
8. De meisjes lezen *apne* boeken. (Hint: Reflexief voor ‘de meisjes’ is ‘apne’.)
9. De leraar bereidt *apne* lessen voor. (Hint: Reflexief voor ‘de leraar’ is ‘apne’.)
10. De studenten corrigeren *apne* fouten. (Hint: Reflexief voor ‘de studenten’ is ‘apne’.)
Oefening 2: Reflexieve voornaamwoorden in verschillende zinscontexten
2. Ik moet *apne* zelf verbeteren. (Hint: Reflexief voor ‘ik’ in het Hindi is ‘apne’.)
3. Jij geeft *apne* zelf een compliment. (Hint: Reflexief voor ‘jij’ blijft ‘apne’.)
4. Hij kijkt in de spiegel en ziet *apne* zelf. (Hint: Reflexief voor ‘hij’ is ‘apne’.)
5. Wij moeten zorgen voor *apne* zelf. (Hint: Reflexief voor ‘wij’ is ook ‘apne’.)
6. Jullie kunnen trots zijn op *apne* zelf. (Hint: Reflexief voor ‘jullie’ is ‘apne’.)
7. Zij motiveert *apne* zelf elke dag. (Hint: Reflexief voor ‘zij’ is ‘apne’.)
8. De man vertrouwt op *apne* zelf. (Hint: Reflexief voor ‘de man’ is ‘apne’.)
9. De vrouw beschermt *apne* zelf. (Hint: Reflexief voor ‘de vrouw’ is ‘apne’.)
10. De kinderen vermaken *apne* zelf tijdens het spelen. (Hint: Reflexief voor ‘de kinderen’ is ‘apne’.)