Oefening 1: Vul het juiste reflexieve voornaamwoord in
2. 他*自己*做了晚饭。 (Hint: “zìjǐ” betekent “hijzelf” in deze zin.)
3. 她*自己*学习中文。 (Hint: Reflexief voornaamwoord voor “zijzelf”.)
4. 我们*自己*打扫了房间。 (Hint: “Wijzelf” met “zìjǐ”.)
5. 你*自己*决定吧。 (Hint: Gebruik “zìjǐ” voor “jijzelf”.)
6. 他们*自己*完成了任务。 (Hint: “Zijzelf” in meervoud met “zìjǐ”.)
7. 她们*自己*去商店。 (Hint: Meervoud, “zijzelf” met “zìjǐ”.)
8. 我*自己*修理了电脑。 (Hint: “Ikzelf”, gebruik “zìjǐ”.)
9. 你们*自己*准备了材料。 (Hint: Jullie zelf, met “zìjǐ”.)
10. 他*自己*买了礼物。 (Hint: “Hijzelf”, gebruik “zìjǐ”.)
Oefening 2: Kies het juiste reflexieve voornaamwoord in de context
2. 她想给*自己*买一件礼物。 (Hint: “Zichzelf” als indirect object.)
3. 你应该相信*自己*。 (Hint: “Jijzelf” als onderwerp van vertrouwen.)
4. 他们对*自己*的工作很满意。 (Hint: Bezit en reflexief voornaamwoord.)
5. 我们为*自己*感到骄傲。 (Hint: “Wijzelf” in emotionele context.)
6. 他在镜子里看见了*自己*。 (Hint: Reflexief voornaamwoord na “zien”.)
7. 你们可以照顾*自己*吗? (Hint: Vraag over zelfzorg met “zìjǐ”.)
8. 她给*自己*买了新衣服。 (Hint: “Zichzelf” als indirect object.)
9. 我们必须保护*自己*。 (Hint: Zelfbescherming, gebruik “zìjǐ”.)
10. 他们打算独自完成任务,不需要别人帮忙,只靠*自己*。 (Hint: Alleen met “zìjǐ”.)