1. Hij woont in het *першы* huis aan de straat. (Hint: eerste)
2. Dit is mijn *другі* boek. (Hint: tweede)
3. Zij vierde haar *трэці* verjaardag gisteren. (Hint: derde)
4. De wedstrijd is op de *чацвёрты* dag van de maand. (Hint: vierde)
5. Dit is het *пяты* hoofdstuk van het boek. (Hint: vijfde)
6. De *шосты* leerling in de rij krijgt een prijs. (Hint: zesde)
7. Mijn broer is de *сёмы* in onze familie. (Hint: zevende)
8. Hij kwam als *восьмы* over de finish. (Hint: achtste)
9. Dit is de *дзявяты* keer dat ik hier ben. (Hint: negende)
10. De *дзесяты* verjaardag van het festival is volgend jaar. (Hint: tiende)

1. De *першы* dag van de week is maandag in Wit-Rusland. (Hint: eerste)
2. Zij zit op de *другі* verdieping van het gebouw. (Hint: tweede)
3. Hij kreeg de *трэці* prijs bij de wedstrijd. (Hint: derde)
4. Onze vakantie begint op de *чацвёрты* juli. (Hint: vierde)
5. Dit is de *пяты* keer dat we deze film zien. (Hint: vijfde)
6. Het is zijn *шосты* poging om het examen te halen. (Hint: zesde)
7. Ze woont in het *сёмы* appartement van dit complex. (Hint: zevende)
8. De *восьмы* pagina van het rapport is belangrijk. (Hint: achtste)
9. Dit is haar *дзявяты* bezoek aan Minsk. (Hint: negende)
10. Het is de *дзесяты* verjaardag van mijn vriend vandaag. (Hint: tiende)