1. Mtu *mzuri* ni rafiki. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij een persoon)
2. Maji *baridi* ni mazuri kunywa. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’ bij het meervoud van ‘maji’)
3. Nyumba hiyo *ndogo* iko mjini. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘klein’ bij een huis)
4. Watoto *wazuri* wanacheza uwanjani. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij meervoud)
5. Shule hiyo *kubwa* ina wanafunzi wengi. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘groot’ bij een zelfstandignaamwoord van klasse 9/10)
6. Samahani, chakula chako *baridi* sasa. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’ bij zelfstandig naamwoord van klasse 7/8)
7. Gari *zuri* linapanda mlima. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘mooi’ bij meervoud van ‘gari’)
8. Maji *safi* yanatosha kwa kunywa. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘schoon’ bij meervoud van ‘maji’)
9. Mti *mrefu* una matawi mingi. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘lang’ bij een boom)
10. Samaki *wazuri* wanapika chakula kizuri. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij meervoud)

1. Duka *dog* lina bidhaa nyingi. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘klein’ bij zelfstandignaamwoord klasse 5/6)
2. Wageni *wapya* wanakaribishwa. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘nieuw’ bij meervoud van klasse 2)
3. Samahani, kahawa hii *tamu* sana. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘lekker’ bij zelfstandignaamwoord klasse 9/10)
4. Simu yangu *mpya* inafanya kazi vizuri. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘nieuw’ bij zelfstandignaamwoord klasse 9)
5. Miti hiyo *mirefu* ina kivuli kizuri. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘lang’ bij meervoud van klasse 4)
6. Kitabu hiki *kizuri* kimenisaidia sana. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘goed’ bij zelfstandignaamwoord klasse 7)
7. Samahani, nguo hizo *kavu* sasa. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘droog’ bij meervoud van klasse 10)
8. Wanafunzi *wajanja* wanajibu maswali. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘slim’ bij meervoud van klasse 2)
9. Kisu hiki *kali* kinaweza kukata vizuri. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘scherp’ bij zelfstandignaamwoord klasse 7)
10. Maji haya *baridi* yanapendeza kunywa. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor ‘koud’ bij meervoud van klasse 6)