Oefening 1: Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden met koppelwerkwoord
2. Яна *сумная* пасля працы. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor een vrouwelijke persoon.)
3. Дзіця *шчаслівае* на двары. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor een onzijdig woord.)
4. Мы *вясёлыя* на вечарыне. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor meervoud.)
5. Ты *стомлены* пасля спорту. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor een mannelijke persoon.)
6. Яна *хворая* і не ідзе ў школу. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor een vrouwelijke persoon.)
7. Яно *ціхае* ў пакоі. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor onzijdig woord.)
8. Вы *вясёлыя* сёння! (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor meervoud.)
9. Ён *салодкі* як мёд. (Gebruik het juiste bijvoегlijk naamwoord voor mannelijke persoon.)
10. Яна *прыгожая* ў новым сукенцы. (Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord voor vrouwelijke persoon.)
Oefening 2: Correcte vorm van predicatieve bijvoeglijke naamwoorden invullen
2. Яны *стомленыя* пасля доўгага шляху. (Gebruik de juiste vorm voor meervoud.)
3. Ты выглядаеш *шчаслівы*. (Gebruik de juiste vorm voor mannelijke persoon.)
4. Яна была вельмі *сумная*. (Gebruik de juiste vorm voor vrouwelijke persoon.)
5. Мы ўсе былі *вясёлыя* на мерапрыемстве. (Gebruik de juiste vorm voor meervoud.)
6. Водар кветак *прыемны*. (Gebruik de juiste vorm voor mannelijke onderwerp.)
7. Гэтае месца *ціхае* і спакойнае. (Gebruik de juiste vorm voor onzijdig onderwerp.)
8. Ты сёння *хворая*? (Gebruik de juiste vorm voor vrouwelijke persoon.)
9. Дзеці былі вельмі *радасныя* ў парку. (Gebruik de juiste vorm voor meervoud.)
10. Ён заўсёды быў *суровы*. (Gebruik de juiste vorm voor mannelijke persoon.)