Oefening 1: Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden in eenvoudige zinnen
2. O ceo parece *azul*. (Hint: Beschrijf de kleur van de lucht na het werkwoord.)
3. Ela está *cansada* despois do traballo. (Hint: Gebruik het vrouwelijke vorm van moe.)
4. O libro está *interesante* para ler. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het boek.)
5. O neno está *feliz* coa súa familia. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord geeft een emotie aan.)
6. A sopa está *quente* agora. (Hint: Beschrijf de temperatuur van de soep.)
7. Eles están *contentos* coa noticia. (Hint: Meervoudsvorm voor blij.)
8. A flor parece *bonita* no xardín. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord beschrijft de bloem.)
9. O café está *frío* despois de tanto tempo. (Hint: Beschrijf de temperatuur van de koffie.)
10. A película está *aburrida* para min. (Hint: Vrouwelijke vorm van saai.)
Oefening 2: Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden met verschillende onderwerpen
2. O día está *nublado* e frío. (Hint: Beschrijf het weer.)
3. As nenas están *cansadas* despois do xogo. (Hint: Meervoud en vrouwelijk voor moe.)
4. O gato está *baixo* da mesa. (Hint: Gebruik een bijvoeglijk naamwoord dat een plaats aanduidt.)
5. O xantar está *rico* e saboroso. (Hint: Beschrijf hoe het eten smaakt.)
6. As cadeiras están *rotas* na aula. (Hint: Meervoudsvorm van kapot.)
7. O día está *claro* e soleado. (Hint: Beschrijf het weer.)
8. A auga está *fría* no vaso. (Hint: Vrouwelijke vorm van koud.)
9. Os estudantes están *preocupados* polo exame. (Hint: Meervoudsvorm voor bezorgd.)
10. A música está *alta* na festa. (Hint: Vrouwelijke vorm van luid.)