Oefening 1: Vul het juiste persoonlijke voornaamwoord in het Perzisch in
2. *تو* (to) betekent “jij” in het Perzisch. Gebruik dit als je tegen één persoon spreekt.
3. *او* (u) betekent “hij” of “zij” in het Perzisch. Gebruik dit voor één persoon over wie je praat.
4. *ما* (mā) betekent “wij” in het Perzisch. Gebruik dit als je over jezelf en anderen praat.
5. *شما* (shomā) betekent “jullie” of formeel “u” in het Perzisch. Gebruik dit als je tegen meerdere mensen spreekt.
6. *آنها* (ānhā) betekent “zij” in het Perzisch. Gebruik dit als je over meerdere mensen praat.
7. In de zin “___ رفتیم به مدرسه” (wij gingen naar school) gebruik je *ما*.
8. In de zin “___ دوست من است” (hij/zij is mijn vriend) gebruik je *او*.
9. In de zin “___ کتاب را میخوانی” (jij leest het boek) gebruik je *تو*.
10. In de zin “___ خانه ما است” (dat is ons huis) gebruik je *ما*.
Oefening 2: Kies het juiste Perzische persoonlijke voornaamwoord volgens de context
2. Als je tegen één vriend spreekt, gebruik je *تو* (jij).
3. Als je over één andere persoon praat, gebruik je *او* (hij/zij).
4. Als je over jezelf en je familie praat, gebruik je *ما* (wij).
5. Als je tegen een groep mensen spreekt, gebruik je *شما* (jullie).
6. Als je over meerdere mensen praat, gebruik je *آنها* (zij).
7. In de zin “___ به مدرسه میرود” (hij/zij gaat naar school) gebruik je *او*.
8. In de zin “___ کتابهایمان را دوست داریم” (wij houden van onze boeken) gebruik je *ما*.
9. In de zin “___ تلفن را جواب میدهید” (jullie nemen de telefoon op) gebruik je *شما*.
10. In de zin “___ در پارک بازی میکنند” (zij spelen in het park) gebruik je *آنها*.