Oefening 1: Vul de juiste persoonlijke voornaamwoorden in het Nepalees in
2. *तिमी* खाना खान्छौ? (Hint: Gebruik het woord voor “jij” bij vrienden of familie)
3. *ऊ* पुस्तक पढ्छ. (Hint: Gebruik het woord voor “hij” of “zij” voor één persoon)
4. *हामी* साथी हौं. (Hint: Gebruik het woord voor “wij”)
5. *तिमीहरू* खेल खेल्छौ. (Hint: Gebruik het woord voor “jullie” informeel)
6. *उनीहरू* बजार जान्छन्. (Hint: Gebruik het woord voor “zij” meervoud)
7. *म* घरमा छु. (Hint: Gebruik het woord voor “ik”)
8. *तिमी* कस्तो छौ? (Hint: Gebruik het woord voor “jij” bij vrienden of familie)
9. *ऊ* साथी हो. (Hint: Gebruik het woord voor “hij” of “zij”)
10. *हामी* रमाइलो गर्छौं. (Hint: Gebruik het woord voor “wij”)
Oefening 2: Kies het juiste persoonlijke voornaamwoord in het Nepalees
2. *तिमी* कहाँ जान्छौ? (Hint: Gebruik het woord voor “jij”)
3. *ऊ* साथी हो. (Hint: Gebruik het woord voor “hij” of “zij”)
4. *हामी* विद्यालय जान्छौं. (Hint: Gebruik het woord voor “wij”)
5. *तिमीहरू* गीत गाउन सक्नुहुन्छ? (Hint: Gebruik het woord voor “jullie”)
6. *उनीहरू* खेलाडी हुन्. (Hint: Gebruik het woord voor “zij” meervoud)
7. *म* घरमा छु. (Hint: Gebruik het woord voor “ik”)
8. *तिमी* राम्रो छौ. (Hint: Gebruik het woord voor “jij”)
9. *ऊ* मलाई मन पर्छ. (Hint: Gebruik het woord voor “hij” of “zij”)
10. *हामी* सँगै छौं. (Hint: Gebruik het woord voor “wij”)