Oefening 1: Persoonlijke voornaamwoorden in het Maori – enkelvoud
2. *Koe* betekent “jij” in het Maori. (Hint: Gebruik het voornaamwoord voor de persoon tot wie je spreekt)
3. *Ia* wordt gebruikt voor “hij” of “zij”. (Hint: Gebruik voor een derde persoon enkelvoud)
4. In deze zin past *au* omdat ik het onderwerp ben. (Hint: “Ik” als onderwerp)
5. Wanneer je tegen een vriend praat, gebruik je *koe*. (Hint: “Jij” in gesprek)
6. Als je over een vriend praat, gebruik je *ia*. (Hint: “Hij” of “zij” over iemand anders)
7. *Au* is altijd voor jezelf, nooit voor anderen. (Hint: Persoonlijk voornaamwoord eerste persoon)
8. *Koe* is het woord dat je gebruikt voor één persoon die je aanspreekt. (Hint: Tweede persoon enkelvoud)
9. *Ia* is voor iemand waar je over praat, niet tegen. (Hint: Derde persoon enkelvoud)
10. Gebruik *au* als je over jezelf praat. (Hint: Eerste persoon enkelvoud)
Oefening 2: Persoonlijke voornaamwoorden in het Maori – meervoud
2. *Mātou* betekent “wij” exclusief degene met wie je praat. (Hint: Exclusief luisteraars)
3. *Koutou* betekent “jullie” voor meerdere personen. (Hint: Tweede persoon meervoud)
4. *Rātou* betekent “zij” voor meerdere personen. (Hint: Derde persoon meervoud)
5. Gebruik *tātou* wanneer jij en anderen samen met de luisteraar zijn. (Hint: Inclusief de toehoorder)
6. Als je praat over een groep zonder de luisteraar, gebruik je *mātou*. (Hint: Exclusief de luisteraar)
7. Spreek je meerdere mensen aan, dan zeg je *koutou*. (Hint: Meervoud tweede persoon)
8. Praat je over een groep mensen die niet luisteren, gebruik je *rātou*. (Hint: Meervoud derde persoon)
9. *Tātou* omvat jezelf, anderen en degene met wie je praat. (Hint: Inclusief alle betrokkenen)
10. *Mātou* sluit degene met wie je spreekt uit. (Hint: Alleen anderen)