1. *Eu* son un estudante. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “ik” als onderwerp.)
2. *Ti* es moi amable. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “jij” (informeel) als onderwerp.)
3. *El* fala galego. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “hij” als onderwerp.)
4. *Ela* é miña amiga. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “zij” als onderwerp.)
5. *Nós* vivimos en Galicia. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “wij” als onderwerp.)
6. *Vós* tendes un coche novo. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “jullie” als onderwerp.)
7. *Eles* traballan moito. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “zij” (mannelijk meervoud) als onderwerp.)
8. *Elas* son professoras. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “zij” (vrouwelijk meervoud) als onderwerp.)
9. *Eu* quero comer. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “ik” als onderwerp.)
10. *Ti* es un bo amigo. (Hint: Gebruik het Galicische woord voor “jij” (informeel) als onderwerp.)

1. Ela viu *me*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “mij”.)
2. Eu chamei *te*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “jou” (informeel).)
3. Nós escoitamos *o*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “hem”.)
4. Vós invitastes *a*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “haar”.)
5. Eles axudaron *nos*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “ons”.)
6. Ela chamou *vos*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “jullie”.)
7. Eu quero *os*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “hen” (mannelijk meervoud).)
8. Ti buscas *as*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “hen” (vrouwelijk meervoud).)
9. Nós necesitamos *te*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “jou” (informeel).)
10. Eles respectan *me*. (Hint: Gebruik het Galicische lijdend voornaamwoord voor “mij”.)