Oefening 1: Persoonlijke voornaamwoorden in het onderwerp
2. *Ti* govoriš bosanski jezik. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “jij” als onderwerp)
3. *On* je moj prijatelj. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “hij” als onderwerp)
4. *Ona* čita knjigu. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “zij” als onderwerp)
5. *Mi* smo studenti. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “wij” als onderwerp)
6. *Vi* imate dobar auto. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “jullie/u” als onderwerp)
7. *Oni* igraju fudbal. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “zij” mannelijk meervoud als onderwerp)
8. *One* su učiteljice. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “zij” vrouwelijk meervoud als onderwerp)
9. *Ja* volim muziku. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “ik” als onderwerp)
10. *Ti* ideš kući. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord voor “jij” als onderwerp)
Oefening 2: Persoonlijke voornaamwoorden in de lijdende en meewerkende vorm
2. Dajem knjigu *njemu*. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de meewerkende vorm voor “hij”)
3. Pozdravljam *nju* ujutro. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de lijdende vorm voor “zij”)
4. Pomažemo *vama* s domaćim zadatkom. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de meewerkende vorm voor “jullie/u”)
5. Čekam *nas* ispred škole. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de lijdende vorm voor “wij”)
6. Slušam *njih* pažljivo. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de lijdende vorm voor “zij” mannelijk meervoud)
7. Pričam s *njima* često. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de meewerkende vorm voor “zij” mannelijk meervoud)
8. Volim *tebe* jako mnogo. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de lijdende vorm voor “jij”)
9. Donosim poklon za *nju*. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de meewerkende vorm voor “zij”)
10. Vidim *tebe* na ulici. (Gebruik het juiste persoonlijke voornaamwoord in de lijdende vorm voor “jij”)