Oefening 1: Ontkennende zinnen in de tegenwoordige tijd
2. Wewe *hajiendi* shuleni. (Ontkenning van het werkwoord “kuenda” – jij gaat niet)
3. Yeye *hajapika* chakula. (Ontkenning in de derde persoon enkelvoud, “haja-” + werkwoord)
4. Sisi *hatusomi* kitabu. (Meervoud ontkenning met “hatu-“)
5. Ninyi *hamjaji* sokoni. (Jullie zijn niet gegaan, gebruik van “ham-” + werkwoord)
6. Wao *hawafanyi* kazi leo. (Zij doen vandaag het werk niet, “haw-” + werkwoord)
7. Baba *hajakuja* nyumbani. (Ontkenning in verleden tijd met “haja-“)
8. Mama *hasomi* barua pepe. (Zij leest geen e-mail, ontkenning in tegenwoordige tijd)
9. Mtoto *haswali* sala. (Ontkenning van “kusali” – bidden)
10. Rafiki yangu *hasikilizi* muziki. (Hij/zij luistert niet naar muziek)
Oefening 2: Ontkennende zinnen met werkwoorden en negaties
2. Wewe *hupendi* chakula hiki. (Ontkenning van “kupenda” – jij houdt niet van dit eten)
3. Yeye *hajacheza* mpira leo. (Hij/zij heeft vandaag niet gevoetbald)
4. Sisi *hatutaki* kwenda sokoni. (Wij willen niet naar de markt gaan)
5. Ninyi *hamtaki* kunywa chai. (Jullie willen geen thee drinken)
6. Wao *hawatumii* simu yao sasa. (Zij gebruiken hun telefoon niet nu)
7. Baba yangu *hajaenda* kazini jana. (Mijn vader is gisteren niet naar het werk gegaan)
8. Mama *hasomi* gazeti kila asubuhi. (Zij leest elke ochtend geen krant)
9. Mtoto *haswali* kwa sauti kubwa. (Het kind bidt niet hardop)
10. Rafiki zangu *hawasemi* Kiswahili vizuri. (Mijn vrienden spreken niet goed Swahili)