Oefening 1: Ontkennende zinnen met werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. Jij *نمیخوانی* het boek. (Hint: “نمی” + stam van het werkwoord + juiste uitgang voor jij.)
3. Hij *نمیخورد* het eten. (Hint: Ontken het werkwoord “eten” in de derde persoon enkelvoud.)
4. Wij *نمیفهمیم* de les. (Hint: Gebruik “نمی” + stam + uitgang voor wij.)
5. Jullie *نمینویسید* een brief. (Hint: Ontken het werkwoord “schrijven” in de tweede persoon meervoud.)
6. Zij *نمیآید* naar het feest. (Hint: Ontken het werkwoord “komen” in derde persoon enkelvoud.)
7. Ik *نمیبینم* de film. (Hint: Ontken het werkwoord “zien” met “نمی” + stam + uitgang ik.)
8. Jij *نمیدانی* het antwoord. (Hint: Ontken het werkwoord “weten” in tweede persoon enkelvoud.)
9. Hij *نمیگوید* de waarheid. (Hint: Ontken het werkwoord “zeggen” in derde persoon enkelvoud.)
10. Wij *نمیرویم* naar het park. (Hint: Gebruik “نمی” voor ontkenning in de eerste persoon meervoud.)
Oefening 2: Ontkennende zinnen met de verleden tijd
2. Jij *نخواندی* het artikel. (Hint: Ontken de verleden tijd door “ن” voor de stam + uitgang te plaatsen.)
3. Hij *نخورد* het ontbijt. (Hint: Gebruik “ن” + verleden tijd werkwoord voor ontkenning.)
4. Wij *نفهمیدیم* de uitleg niet. (Hint: Ontken de verleden tijd met “ن” voor het werkwoord.)
5. Jullie *نوشتید* (let op, dit is geen ontkenning) – correct ontkenning is *ننوشتید*.
6. Zij *نیامدند* naar het evenement. (Hint: Voeg “ن” toe aan het verleden tijd werkwoord.)
7. Ik *نبینم* (let op, dit is tegenwoordige tijd negatie) – correcte verleden tijd ontkenning is *ندیدم*.
8. Jij *نادانی* (let op, onjuist) – juiste vorm is *ندانستی*.
9. Hij *نگفت* de zin niet. (Hint: Voeg “ن” toe vóór het verleden tijd werkwoord.)
10. Wij *نرفتیم* naar huis. (Hint: Ontkenning in verleden tijd door “ن” toe te voegen.)