Oefening 1: Ontkennende zinnen met het werkwoord “हुनु” (zijn)
2. ऊ बिरामी *हुँदैन*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd voor derde persoon)
3. हामी विद्यार्थी *हौँदैनौं*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd, eerste persoon meervoud)
4. उनीहरू घरमा *हुँदैनन्*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd, derde persoon meervoud)
5. त्यो काम सजिलो *हुँदैन*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd voor onzijdig onderwerp)
6. म आज स्कूलमा *हिँदैन*। (Negatie van “zijn” als ‘aanwezig zijn’, tegenwoordige tijd)
7. ऊ यहाँ *हुन्न*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd)
8. हामी साथीहरू *हौँदैनौं*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd)
9. उनी घरमा *हुँदैनन्*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd)
10. तपाईं शिक्षक *हुन्न*। (Negatie van “zijn” in de tegenwoordige tijd, beleefd)
Oefening 2: Ontkennende zinnen met het werkwoord “जानु” (gaan)
2. ऊ स्कूल *जान्दैन*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd)
3. हामी पार्टीमा *जान्दैनौं*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd, eerste persoon meervoud)
4. उनीहरू काममा *जान्दैनन्*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd, derde persoon meervoud)
5. तिमी संग खेल मैदानमा *जान्न*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd)
6. म आज अस्पताल *जान्न*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd)
7. ऊ बिदा बस्न *जान्दैन*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd)
8. हामीले त्यो ठाउँमा *जान्न*। (Negatie van “gaan” in de verleden tijd)
9. उनीहरू सधैं त्यहाँ *जान्दैनन्*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd)
10. तपाईँले यो काममा *जान्न*। (Negatie van “gaan” in de tegenwoordige tijd, beleefd)