Oefening 1: Ontkennende zinnen in de tegenwoordige tijd
2. Jij *לא מדבר* עברית. (Hint: “לא” ontkent het werkwoord “מדבר” – spreken, tegenwoordige tijd.)
3. Hij *לא רואה* את הספר. (Hint: Ontken “רואה” – zien, met “לא”.)
4. Wij *לא הולכים* לבית הספר. (Hint: “לא” ontkent “הולכים” – gaan, meervoud wij.)
5. Jullie *לא שותים* מים. (Hint: Gebruik “לא” om “שותים” – drinken, meervoud jullie te ontkennen.)
6. Zij *לא שומעים* מוזיקה. (Hint: “לא” ontkent “שומעים” – luisteren, meervoud zij.)
7. De jongen *לא כותב* מכתב. (Hint: Ontken “כותב” – schrijven, jongen.)
8. Het meisje *לא קוראת* ספר. (Hint: “לא” ontkent “קוראת” – lezen, meisje.)
9. Ik *לא שומע* את המורה. (Hint: Gebruik “לא” om “שומע” – horen, ontkennen in tegenwoordige tijd.)
10. Jij *לא מבין* את השאלה. (Hint: “לא” ontkent “מבין” – begrijpen, tegenwoordige tijd.)
Oefening 2: Ontkennende zinnen in de verleden tijd
2. Jij *לא דיברת* עם החבר. (Hint: Ontken “דיברת” – jij sprak, verleden tijd.)
3. Zij (vrouw) *לא כתבה* מכתב. (Hint: “לא” ontkent “כתבה” – zij schreef, verleden tijd.)
4. Wij *לא אכלנו* ארוחת ערב. (Hint: Ontken “אכלנו” – wij aten, verleden tijd.)
5. Jullie *לא שתיתם* מים. (Hint: Gebruik “לא” om “שתיתם” – jullie dronken, verleden tijd, te ontkennen.)
6. Zij (mannelijk meervoud) *לא ראו* סרט. (Hint: Ontken “ראו” – zij zagen, verleden tijd.)
7. De jongen *לא כתב* שיעורי בית. (Hint: “לא” ontkent “כתב” – hij schreef, verleden tijd.)
8. Het meisje *לא קראה* סיפור. (Hint: Ontken “קראה” – zij las, verleden tijd.)
9. Ik *לא שמעתי* את הרעש. (Hint: Gebruik “לא” om “שמעתי” – ik hoorde, verleden tijd, te ontkennen.)
10. Jij *לא הבנת* את השיעור. (Hint: “לא” ontkent “הבנת” – jij begreep, verleden tijd.)