1. Jeg drikker alltid *vann* når jeg er tørst. (Hint: iets wat je drinkt en niet kunt tellen)
2. Vi trenger mer *melk* til kaken. (Hint: een witte vloeistof uit de koe)
3. Det er mye *sukker* i denne saften. (Hint: iets zoets dat je gebruikt om te zoeten)
4. Hun har ikke tid, så hun drikker bare en kopp *kaffe*. (Hint: een warme drank gemaakt van bonen)
5. Vi kjøpte litt *ost* til frokosten. (Hint: een zuivelproduct gemaakt van melk)
6. Det er for mye *salt* i suppa. (Hint: iets dat je gebruikt om eten op smaak te brengen)
7. Han jobber med å rense *luft* i fabrikken. (Hint: de gas die we inademen)
8. Kan du gi meg litt *smør* til brødet? (Hint: een vet product gemaakt van melk)
9. Vi trenger *olje* for å steke maten. (Hint: een vloeistof om te koken)
10. Det er mye *honning* i teen. (Hint: een zoete substantie gemaakt door bijen)

1. Jeg liker å ha sukker *i* teen. (Hint: voorzetsel dat aangeeft dat iets binnenin zit)
2. Hun legger smør *på* brødet. (Hint: voorzetsel dat iets op iets anders aangeeft)
3. Det finnes mye informasjon *om* Norge på internett. (Hint: voorzetsel dat een onderwerp aangeeft)
4. Vi trenger vann *til* planten. (Hint: voorzetsel dat doel of bestemming aangeeft)
5. Han drikker kaffe *uten* melk. (Hint: voorzetsel dat afwezigheid aangeeft)
6. Det er ingen melk *i* kjøleskapet. (Hint: voorzetsel dat locatie binnen iets aangeeft)
7. Hun putter salt *i* suppa. (Hint: voorzetsel dat plaatsing binnen iets aangeeft)
8. Vi har olje *til* steking. (Hint: voorzetsel dat doel aangeeft)
9. Jeg liker å ha honning *i* teen min. (Hint: voorzetsel dat iets binnenin aangeeft)
10. Luft *uten* forurensning er viktig. (Hint: voorzetsel dat afwezigheid aangeeft)