Oefening 1: Gebruik van ontelbare zelfstandige naamwoorden in eenvoudige zinnen
2. Zij koopt altijd veel *gula* (suiker in het Indonesisch) voor haar recepten.
3. We hebben geen *beras* (rijst in het Indonesisch) meer in huis.
4. Kun je wat *susu* (melk in het Indonesisch) voor mij halen?
5. Hij voegt een beetje *garam* (zout in het Indonesisch) toe aan de soep.
6. De plant heeft genoeg *air* (water) gekregen vandaag.
7. Voor het maken van het gerecht heb je *minyak* (olie in het Indonesisch) nodig.
8. Ze drinkt graag *kopi* (koffie in het Indonesisch) in de ochtend.
9. Er ligt geen *gula* (suiker) meer op tafel.
10. We gebruiken altijd *teh* (thee in het Indonesisch) bij het ontbijt.
Oefening 2: Ontelbare zelfstandige naamwoorden met maatwoorden en negatie
2. Zij koopt een kilo *beras* (rijst), niet losse rijst.
3. Er is geen *gula* (suiker) meer in de pot.
4. Hij vraagt om een beetje *garam* (zout) voor zijn eten.
5. We hebben geen *susu* (melk) in de koelkast.
6. Voor het koken gebruiken we een fles *minyak* (olie).
7. Ze drinkt geen *kopi* (koffie) zonder suiker.
8. Wil je een kopje *teh* (thee) of liever water?
9. Er is geen *air* (water) in de fles.
10. Ik heb geen *gula* (suiker) nodig voor mijn thee.