Oefening 1: Onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd
2. They *खाल्ले* the food quickly. (verleden tijd van खाणे)
3. She *गेल्या* to the market last week. (verleden tijd van जाणे)
4. We *बोललो* Marathi fluently. (verleden tijd van बोलणे)
5. I *दिलं* the book to my friend. (verleden tijd van देणे)
6. You *पाहिले* the movie last night. (verleden tijd van पाहणे)
7. He *लिहिले* a letter yesterday. (verleden tijd van लिहिणे)
8. They *उभे राहिले* at the bus stop. (verleden tijd van उभे राहाणे)
9. She *धावली* fast in the race. (verleden tijd van धावणे)
10. We *झाले* late to the meeting. (verleden tijd van होणे)
Oefening 2: Onregelmatige werkwoorden in voltooide tijd
2. They have *खाल्ले* all the sweets. (voltooid deelwoord van खाणे)
3. She has *गेल्या* to Pune already. (voltooid deelwoord van जाणे)
4. We have *बोललो* with the teacher. (voltooid deelwoord van बोलणे)
5. I have *दिलं* the documents to the office. (voltooid deelwoord van देणे)
6. You have *पाहिले* the new episode. (voltooid deelwoord van पाहणे)
7. He has *लिहिले* many poems. (voltooid deelwoord van लिहिणे)
8. They have *उभे राहिले* for hours. (voltooid deelwoord van उभे राहाणे)
9. She has *धावली* every morning this week. (voltooid deelwoord van धावणे)
10. We have *झाले* good friends over the years. (voltooid deelwoord van होणे)