Oefening 1: Verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
2. They *kai* (to eat) all the food last night. Hint: verleden tijd van “kai” betekent “aten”.
3. She *kite* (to see) a beautiful bird this morning. Hint: verleden tijd van “kite” betekent “zag”.
4. We *whakarongo* (to listen) carefully during the lesson. Hint: verleden tijd van “whakarongo” betekent “luisterden”.
5. He *noho* (to sit) on the chair for a long time. Hint: verleden tijd van “noho” betekent “zat”.
6. You *kōrero* (to speak) very clearly yesterday. Hint: verleden tijd van “kōrero” betekent “sprak”.
7. The children *tākaro* (to play) outside all afternoon. Hint: verleden tijd van “tākaro” betekent “speelden”.
8. I *whakaako* (to teach) my friend a new song. Hint: verleden tijd van “whakaako” betekent “leerde (aan)”.
9. She *hīkoi* (to walk) along the beach. Hint: verleden tijd van “hīkoi” betekent “liep”.
10. We *whakaaro* (to think) about the problem deeply. Hint: verleden tijd van “whakaaro” betekent “dachten”.
Oefening 2: Tegenwoordige tijd van onregelmatige werkwoorden
2. They *kai* their lunch at noon. Hint: tegenwoordige tijd van “kai” betekent “eten”.
3. She *kite* the stars at night. Hint: tegenwoordige tijd van “kite” betekent “ziet”.
4. We *whakarongo* to music in the evening. Hint: tegenwoordige tijd van “whakarongo” betekent “luisteren”.
5. He *noho* in the living room. Hint: tegenwoordige tijd van “noho” betekent “zit”.
6. You *kōrero* with your friends every weekend. Hint: tegenwoordige tijd van “kōrero” betekent “spreekt”.
7. The children *tākaro* games after school. Hint: tegenwoordige tijd van “tākaro” betekent “spelen”.
8. I *whakaako* my little brother to read. Hint: tegenwoordige tijd van “whakaako” betekent “leer (aan)”.
9. She *hīkoi* in the park every morning. Hint: tegenwoordige tijd van “hīkoi” betekent “loopt”.
10. We *whakaaro* about our future plans. Hint: tegenwoordige tijd van “whakaaro” betekent “denken”.