Oefening 1: Basis onpersoonlijke zinnen met werkwoorden
2. Het *regent* hard buiten. (Gebruik het Russische werkwoord voor “regenen” in de tegenwoordige tijd.)
3. Het *dooit* in de lente. (Gebruik het Russische werkwoord voor “dooien” in de tegenwoordige tijd.)
4. Het *waait* veel aan zee. (Gebruik het Russische werkwoord voor “waaien” in de tegenwoordige tijd.)
5. Het *wordt* donker om zes uur. (Gebruik het Russische werkwoord voor “worden” in de tegenwoordige tijd.)
6. Het *bliksemt* tijdens de storm. (Gebruik het Russische werkwoord voor “bliksemen” in de tegenwoordige tijd.)
7. Het *dondert* soms ’s nachts. (Gebruik het Russische werkwoord voor “donderen” in de tegenwoordige tijd.)
8. Het *vriest* ’s winters vaak. (Gebruik het Russische werkwoord voor “vriezen” in de tegenwoordige tijd.)
9. Het *schemert* in de avond. (Gebruik het Russische werkwoord voor “schemeren” in de tegenwoordige tijd.)
10. Het *mist* in de ochtend. (Gebruik het Russische werkwoord voor “mistig zijn” in de tegenwoordige tijd.)
Oefening 2: Onpersoonlijke zinnen met gevoelens en natuurlijke toestanden
2. Het *is* koud buiten. (Gebruik het Russische werkwoord voor “zijn” in onpersoonlijke zin met temperatuur.)
3. Het *is* jammer dat het regent. (Gebruik het Russische werkwoord “jammer zijn” in een onpersoonlijke zin.)
4. Het *is* nodig om te studeren. (Gebruik het Russische werkwoord “nodig zijn” in een onpersoonlijke zin.)
5. Het *is* gemakkelijk om te leren. (Gebruik het Russische werkwoord “gemakkelijk zijn” in een onpersoonlijke zin.)
6. Het *is* verboden te roken. (Gebruik het Russische werkwoord “verboden zijn” in een onpersoonlijke zin.)
7. Het *is* interessant om te lezen. (Gebruik het Russische werkwoord “interessant zijn” in een onpersoonlijke zin.)
8. Het *is* nodig om te slapen. (Gebruik het Russische werkwoord “nodig zijn” in een onpersoonlijke zin.)
9. Het *is* mogelijk om te komen. (Gebruik het Russische werkwoord “mogelijk zijn” in een onpersoonlijke zin.)
10. Het *is* belangrijk om te oefenen. (Gebruik het Russische werkwoord “belangrijk zijn” in een onpersoonlijke zin.)