1. आज *होता* है कि सभी स्कूल बंद हैं. (Gebruik de juiste vorm van “होना” voor onpersoonlijke zinnen in tegenwoordige tijd)
2. कल *था* कि मौसम बहुत ठंडा था. (Verleden tijd van “होना” in een onpersoonlijke context)
3. यहाँ हमेशा *होता* है कि लोग देर से आते हैं. (Tegenwoordige tijd van “होना” in onpersoonlijke zin)
4. ऐसा *होता* है कि बारिश अचानक शुरू हो जाती है. (Tegenwoordige tijd, onpersoonlijke gebeurtenis)
5. कल रात कुछ अजीब *था*. (Verleden tijd van “होना” zonder specifiek onderwerp)
6. यहाँ पर अक्सर देर से खाना *होता* है. (Tegenwoordige tijd onpersoonlijk)
7. ऐसा *था* कि परीक्षा रद्द कर दी गई थी. (Verleden tijd onpersoonlijk)
8. रोज़ सुबह धूप *होती* है. (Vrouwelijke vorm van “होना” bij zonlicht in onpersoonlijke zin)
9. आज मौसम सुहाना *है*. (Tegenwoordige tijd onpersoonlijk)
10. कभी-कभी ऐसा *होता* है कि बिजली चली जाती है. (Tegenwoordige tijd onpersoonlijk)

1. यहाँ *चाहिए* कि सभी नियमों का पालन किया जाए. (Gebruik het modale werkwoord “चाहिए” voor onpersoonlijke verplichting)
2. ऐसा *लगता* है कि बारिश होने वाली है. (Onpersoonlijke zin met “लगना” om een indruk te geven)
3. वहाँ *माना* जाता है कि यह जगह पवित्र है. (Passieve onpersoonlijke constructie met “माना जाना”)
4. इस विषय पर चर्चा *होनी* चाहिए. (Toekomende tijd met noodzaak in onpersoonlijke zin)
5. ऐसा *कहते* हैं कि मेहनत का फल मीठा होता है. (Onpersoonlijke zin met “कहना” in meervoud)
6. इस काम को तुरंत *करना* होगा. (Toekomende noodzaak in onpersoonlijke zin)
7. यहाँ से रास्ता सीधा *जाता* है. (Onpersoonlijke zin met beweging)
8. ऐसा *माना* जाता है कि वह सच्चा है. (Passieve onpersoonlijke zin)
9. स्कूल में नियम *माने* जाते हैं. (Passieve onpersoonlijke zin meervoud)
10. इसे समय पर पूरा *करना* जरूरी है. (Onpersoonlijke zin met noodzaak)