Oefening 1: Onderwerp-werkwoordovereenkomst met enkelvoudige onderwerpen
2. Wewe *unasoma* somo la Kiswahili. (Hint: ‘Wewe’ betekent ‘jij’, gebruik de tweede persoon enkelvoud.)
3. Yeye *anakula* chakula cha mchana. (Hint: ‘Yeye’ betekent ‘hij/zij’, gebruik derde persoon enkelvoud.)
4. Mtoto *anacheza* kwenye bustani. (Hint: ‘Mtoto’ is een enkelvoudig onderwerp, gebruik derde persoon enkelvoud.)
5. Rafiki yangu *anapenda* muziki. (Let op: ‘rafiki’ is enkelvoud, werkwoord moet daar bij passen.)
6. Baba yangu *anafanya* kazi nyumbani. (Hint: ‘Baba’ is derde persoon enkelvoud.)
7. Mama *anapika* chakula kitamu. (Let op de juiste vorm voor derde persoon enkelvoud.)
8. Mwalimu *anaelezea* somo vizuri. (Hint: ‘Mwalimu’ is enkelvoud, gebruik juiste werkwoordvorm.)
9. Mdogo wangu *anaenda* shule kila asubuhi. (Let op: derde persoon enkelvoud.)
10. Rafiki *anafika* nyumbani kwangu kesho. (Hint: enkelvoud, derde persoon.)
Oefening 2: Onderwerp-werkwoordovereenkomst met meervoudige onderwerpen
2. Ninyi *mnapenda* kucheza mpira. (Let op: ‘Ninyi’ is tweede persoon meervoud.)
3. Wanafunzi *wanaandika* mazoezi ya Kiswahili. (Hint: derde persoon meervoud, gebruik juiste prefix.)
4. Marafiki *wanakutana* kila wikendi. (Let op de meervoudsvorm van het werkwoord.)
5. Watoto *wanacheza* kwenye uwanja wa shule. (Hint: meervoud, gebruik juiste werkwoordsvorm.)
6. Wazazi *wanapika* chakula cha jioni. (Let op onderwerp en werkwoordovereenkomst in meervoud.)
7. Walimu *wanafundisha* somo kwa ufasaha. (Hint: derde persoon meervoud.)
8. Wananchi *wanashiriki* katika mikutano ya kijiji. (Let op juiste werkwoordsvorm voor meervoud.)
9. Wafanyakazi *wanasafisha* ofisi kila siku. (Hint: meervoud, gebruik de juiste prefix en werkwoordsvorm.)
10. Wanaume *wanaendesha* gari lao vizuri. (Let op meervoud en werkwoordovereenkomst.)